menu

Sinterklaas in Nederland (deel 1)

Alice Woutersen 

Als de Sinterklaastijd nadert en Sinterklaas fysiek in het land verschijnt, beginnen de harten van groot en klein sneller te kloppen. Over het land kan dan een zweem van ver­wachting en activiteit komen, die vervuld is met vrolijkheid en geheimzinnigheid.

Iedere geboren en getogen Nederlander gelooft dan in Sinterklaas.

Natuurlijk niet in de aangeklede gestalte, maar wel in de onzichtbare ‘Sinterklaasgeest’ die over het land zweeft. Wat hébben wij met deze Sinterklaas, die blijkbaar bij ons volk hoort?

Uitgedost als bisschop overleefde hij de reformatie en vele gebruiken bleven eeu­wenlang ­ge­hand­haafd, ondanks de tegenwerking van kerk en staat. Sommige gebruiken raakten op de achter­grond en nieuwe voeg­den zich weer in. Het is net of met de ontwikkeling van het Nederlandse volk ook de gebruiken en het beeld van de Sint zich mee ontwikkelen.

Wie of wat bevindt zich onder de rode mantel van de Sinterklaas?

De Byzantijnse bisschop Nicolaas uit Myra (Turkije)? Hij is het die als Heilige Nicolaas vereerd werd en vele kerken in Nederland dragen zijn naam. Er zijn vele verha­len over zijn leven, die je in elk boek over Sint Nicolaas kan vinden.

Hij werd in ± 270 in de haven­stad Patera in Lycië (in Turkije) gebo­ren. Door zijn wonderdaden, maar vooral door zijn liefde voor de mens is hij in vele landen een soort beschermheilige van het land geworden. In Rusland is hij zelfs erg belangrijk. Hoe komt dat?

Waarschijnlijk omdat hij achter zijn bisschopsuiterlijk ook nog herinneringen verbergt uit de voor-christelijke tijd. Laten wij inzoomen op onze eigen Nederlandse situatie.

Hoe was het hier lang geleden?

Uit het spel van aarde, water en wind werd ons land gevormd. Lange tijd was de grond overal drassig en moerassig. Altijd moest je op je hoede zijn voor het water, vooral wanneer de wind het opdreef. Het water was (en is) vriend en vijand tegelijk.

Aan het begin van onze jaartelling woonden in onze kuststreken de Friezen. Later kwamen uit het oosten de Saksen, die evenals de Friezen ten noorden van de grote rivieren gingen wonen. In het gebied tussen de grote rivieren woonden de Batavieren en ten zuiden ervan hadden de Franken hun nederzettingen.

Deze vier volkeren worden over het algemeen tot de Germanen gerekend (ook al stroomt er ook veel Keltisch bloed in hun aderen). De Franken en Batavieren kwamen onder de invloed van het Romeinse rijk te staan, ten noorden van de rivieren was die invloed gering.

We kennen maar een paar schriftelijke overleveringen van deze volkeren, o.a. die van de Romeinse geschiedschrijver Tacitus (ca. 100 n.C.). Gelukkig zijn er wel mythologische verhalen, heldendichten en volksgebruiken bewaard gebleven, die teruggaan op mysterie- en volkswijsheid van deze Germaanse volkeren.

Rudolf Steiner heeft hierover verschillende verhelderende voordrachten gehouden. In de bundel De volkeren van Europa (GA 121) vertelt hij dat er onder de Germaanse volkeren tot in de achtste, negende eeuw nog veel mensen het vermogen hadden helderziend enge­len en aartsengelen waar te nemen.

De meer zuidelijk wonende volkeren, zo­als de Romeinen en de Grieken, hadden deze vermogens al verloren. Voor de Germanen (en ook voor de Kelten) was de verbinding met de geestelijke wereld een realiteit. Zij voelden zich als kinderen van de Goden. Of, in sprookjes­taal: koningskinderen.

In de loop van de tijd ging de mens zich steeds meer richten op de uiter­lijke wereld en daardoor namen de meer op het innerlijk gerichte helder­ziende vermogens af. Men nam nog wel helderziend waar, maar men begreep niet meer wat men voelde of waarnam en daardoor kon men makkelijk vervallen tot bijgeloof en angst.

De leiders van de Germaanse mysteriën, die door inwij­ding weer helder leerden waarnemen, legden hun volk deze beelden van engelen, aartsengelen en andere geestelijke wezens uit in de vorm van verhalen, en uit deze mysteriewijsheid komt ook de Edda voort.

De aartsengelen en engelen werden Asen genoemd en de Ase die het meest op de voorgrond trad kennen we onder de naam Wodan (Odin). De zogeheten Wodan- of Odin-mysteriën zijn mysteriën van moed, die leiden tot het ontwikkelen van een individueel IK.

De grote leider van deze mysteriën, de indivi­dualiteit die geïncarneerd op aarde werkte, liet de geestelijke wereld als het ware door zich heen werken en kon zo de mysteriewijs­heid onder het volk brengen. Hij droeg dan dezelfde namen als de aartsengel Wodan die hem inspireerde en deze had vele namen.

Rudolf Steiner vertelt dat de aarts­engel Wodan in vroegere tijden volksgeest was van alle Germaanse volkeren en dat pas later volk na volk uitgezonden werd over Europa. Ieder afzonderlijk volk kreeg een eigen volksgeest, maar deze waren in die tijd nog sterk verbonden met Wodan, de overkoepelende aartsengel.

Wodan was een heel bijzondere aartsengel. Om zijn volk de taal en het schrift te kunnen geven, de Runen, zag hij voor een deel af van zijn eigen ontwikkeling. Tevens veroverde hij voor zijn volk de dichtkunst.

Het beeld van Wodan op zijn paard Sleipnir, rijdend door wolken en wind, en vergezeld van twee zwarte raven, staat gegrift in de Germaanse ziel. Zoals Wodan in wolken en wind beleefd werd, beleefde ieder hem ook in zijn eigen adem en taal.

In het begin van onze jaartelling trekken de Romeinen naar het noorden en komen in ons land, tot aan de grote rivieren. Later worden ze verslagen en teruggedreven.

In hun voetsporen verbreidde zich een paar honderd jaar later de macht van de Rooms Katholieke kerk dat een christendom bracht dat sterk Romeins gekleurd was en dat niet paste bij het godsbeleven van de Germanen. De Germanen waren op zoek naar hun individuele IK-ontwikke­ling (moed-mysteriën), terwijl het Roomse christendom uitging van een hiërarchische structuur die op macht gebaseerd was. Kerkvader Augustinus stelde: “de mens is zondig geboren en kan alleen zondigen. Alleen Gods genade kan hem redden”.

Zo kwamen er voor moed en vrijheid van geest: dogma’s en regels. De ‘koningskinderen’ moesten tot onmondige en zondige mensen worden. Lukte dat? Gedeeltelijk. Maar hoe voelden onze voorouders zich? Zij voelden zich als kinderen die in stukjes gehakt werden en ingezouten in een ton (zie de legende). Zij werden op ‘non actief’ gezet.

De Roomse kerk bracht natuurlijk veel meer: er kwam orde en culturele vermen­ging tussen de Europese volkeren. In de 11e eeuw ontstonden steden met wallen en muren, die de burgers bescherm­den tegen rondtrekkende, plunderende bendes. Deze stedenbouwimpuls kwam waar­schijnlijk uit Engeland en gaf de ‘koningskinderen’ weer hoop.

De verspreiding over Noord- en Midden-Europa ging snel. Deze steden ontstonden rond marktplaatsen waar de vrije burger zijn ambacht uit­oefende. Hier bloeide een economisch leven op, ambachtsgilden ontstonden en verder natuurlijk handel tussen de steden (bijv. de Hanzesteden).

Binnen deze steden kreeg het innerlijke streven naar vrijheid van de indivi­dualiteit weer ruimte. Er was weer hoop! In deze tijd verschijnen de beelden van Sint Nicolaas met het tonnetje waar drie kindjes uit stappen. Hij kan ons weer redden, dacht men.

Een mens ontwikkelt zich gedurende zijn leven, een volk ontwikkelt zich gedurende zijn geschiedenis, maar ook geestelijke wezens zijn in ontwikkeling. Tijdens de Middeleeuwen maakten alle Europese volksgeesten een christelijke ontwikkeling door, maar ver­loochenden zichzelf niet! Kwam het misschien daardoor dat omstreeks het jaar 1100 n.C. overal kerken aan Sint Maarten en Sint Nicolaas gewijd werden. Voor ons zijn het twee heiligen te paard en met wapperende mantel!

Hoe beleefde men Sint Nicolaas?

Het volk ervoer hem in storm en wind, rijdend op zijn paard door de lucht. Ter ere van zijn feestdag gaf je elkaar lekkers, suikerbeesten, vrijers, marsepeinen varkentjes of sloeg men elkaar met een roe (vruchtbaarheid). Allemaal beelden die verbonden zijn met Wodan of zijn helpers Donar (Thor) en Frey.

In de kerk verschijnt hij als beschermheilige voor van alles (van scheepvaart, handel tot huwelijk en kinderen krijgen). Hij wordt afgebeeld met een boek en/of met drie gouden appels of bollen (zie de legende) of met een tonnetje waar drie kinderen uitstappen.

Sint Nicolaas treedt steeds op als beschermheilige van de vrije mens. Hij helpt ieder mens die zich met vallen en opstaan probeert te ontwikkelen.

Door de eeuwen heen is Sint Nicolaas steeds meer vriend van de kinderen geworden, maar je kunt ook zeggen vriend van het kind in ieder mens.

Ieder mens draagt ‘zijn eigen kind’ in zich en dat kind hebben wij nodig om een gezond mens te worden en de weg naar innerlijke vrijheid te vinden. Vanuit deze vrijheid kunnen wij ware liefde ontwikkelen.

Sinterklaas helpt ons op deze ontwikkelingsweg. Hij stimuleert ons om creatief te zijn en ons in te leven in onze naasten, want alleen zo kun je gedichten, surprises en kadootjes maken of bedenken. Je moet een levend beeld maken van die andere mens... en voor je het weet maak je de eerste stappen naar geestelijke ontwikkeling. Stappen om een vrij mens te worden en de andere mensen lief te hebben.

Onder de jas van Sinterklaas zit naast de bisschop van Myra en Wodan waarschijnlijk nog een andere god. Een zoon van Wodan, die de naam Widar draagt. Hij was er vroeger wel, maar hij zweeg en wachtte tot zijn tijd zou komen.

En zijn tijd ís aangebroken. Sinds 1879 is Michael tijdgeest geworden en is Widar hem opgevolgd als aartsengel van de zon. Hoe dat allemaal zit kun je vinden in het boek Tussen Wodan en Widar geschreven door Alice Woutersen- van Weerden. Zoals je ziet is het geheim van Sinterklaas groter dan je denkt en past het niet allemaal in dit artikel.

A.J.Woutersen-van Weerden

Tussen Wodan en Widar : De IJslandse Edda en het verhaal van de mensheid. Zeist, 1997

© Het Zonnejaar 1980 - 2024