menu

Sint Nicolaasspel

Poppenkast of toneel  

Sylvia Bourdrez 

Verteller:

Eens ging Sint Nicolaas over de wolken. Daarboven in de hemel ontmoette hij Maria.

(Lied):
Over sterren, over zonne,
zachtjes gaat Maria's voet.
Sint Nicolaas aan haar vroeg:

Nicolaas:
Maria, waar ga je heen?

Maria:
Ik breng het Kerstkind naar beneên.
Hier in de hemel heerst het stergeflonker,
Beneden is het koud en donker.
In deze donkere wintertijden zal't kleine wicht
al met zijn licht eenieder op aarde weer verblijden.

Sterrenkinderen (komen aangelopen):
Maria, wij hoorden wat ge zei,
en kwamen daarom vlug naderbij.
Graag willen wij het Kerstkind vergezellen
en met hem naar de aarde snellen.

Maan:
Ik, maan, zal 's nachts de weg wel wijzen.

Zon:
Ik, zon, help overdag bij 't reizen.

Sterrenkinderen zingen:
Over sterren, over zonne,
zachtjes gaat Maria's voet.
Louter goud uit sterrenbronnen
brengt zij als een hemelgroet.
Schrijdt Maria langs Gods wegen,
hoog door hemellicht omstraald,
weeft zij't kleed van sterrenzegen,
waar Gods kind in nederdaalt.

Ikoon met Nicolaas en Maria

Nicolaas:
Maria, wat doet ge daar?

Maria:
Ik breng de sterrengaven bij elkaar.

Nicolaas:
Vertel mij eens Maria rein,
wat voor gaven door de sterren geschonken zijn.

Maria:
Ik schreed langs de sterren van het jaar,
Zij glansden er zo helder klaar.
Ieder gaf mij het schoonste wat hij had:
Een draad geheel in goud gevat.

Nicolaas:
Die draad die zij hebben geweven, wat doet ge ermee?

Maria:
Ik wil ervan weven
een goudkleed voor het Jezuskind
dat het bereid de aarde vindt
om in de Kerstnacht te worden ontvangen.
Maar, Sint Nicolaas, ik heb een verlangen,
iets ontbreekt nog aan dit stralenkleed.

Nicolaas:
Hoe kan dit Maria,
met alle zorg die ge eraan besteedt?

Maria:
Dat wat de kinderharten kunnen geven
wil ik graag in dit kleed weven;
hun daden, hun liefde, hun goede gedachten,
want daarin schuilen sterrenkrachten.

Nicolaas:

Welnu Maria, hoor mij aan,

'k zal vliegensvlug naar de aarde gaan

en hemelbode voor het kerstkind zijn,

vertellen een ieder groot en Klein, dat zeker en gewis,

nu werkelijk advent gekomen is. 'k zal rijkelijk de kinderen bedenken met allerlei geschenken,

elk kind dat blij dit al aanschouwt,

diens dankbaarheid wordt sterrengoud.

Tegen de achtergrond (decor: een blauwe sterrenhemel) zingen de sterrenkinderen het lied. over Maria tot slot van deze eerste scène.

Tweede scène
Schemerig licht over donker woud met kale bomen

Lied:
Kille koude donkre dagen maken alles stil,
't lijkt wel of er nergens pret op aarde wezen wil.

Nicolaas:
Wat is het kil en koud
hier middenin het donkre woud.
Zo donker is de aarde, zo duister overal.
Verwacht dan niemand in dit land het kind dat komen zal?

(Sint Nicolaas hoort snurken en snuiven)

Wat ligt daar onder de kale bomen?
Te slapen, te snurken en te dromen?
Is't wel een mens of is't een dier?
Word wakker, waarom slaap je hier?
De Kerstnacht zou je nog verslapen!
Sta op en hou eens op met gapen.
Wie ben je wel, of hoor je me niet?

Piet (grommend) :
Wie ik ben? Ik ben Piet.

Nicolaas:
Hoe heb ik je gevonden?
Vast aan de aarde gebonden.
Bij mij, Piet, kan je beter terecht,
Ik verlos je, word mijn knecht !
Help me mijn lasten mee te dragen,
Dat is het wat ik je wil vragen.

Piet (terzijde):
Sint Nicolaas, u volg ik voortaan.
Wanneer de duivel me laat gaan!

De duivel kijkt om een hoekje, zegt tot het publiek:
Waar gaat die heen? Hela gezel!
Ik wil ook mee, wat denk je wel?!
Maar ik geloof, 't is beter me terug te houwen,
Ik hou niet van die heilige man, die ouwe!

Piet (tot Nicolaas):
Heer, ik werk me voor u in 't zweet,
dat kan ik goed zoals u weet.

Nicolaas gaat, Piet volgt, maar blijft weer staan:
Al gaan wij lang,
al gaan wij kort,
'k weet zeker dat het nachtwerk wordt
voor we alles hebben afgewerkt,
daarom eerst de maag met een hap versterkt.

Begint iets uit de zak te eten; al kauwend tot het publiek:
De zak die Sint heeft meegebracht,
wordt nog een flinke zware vracht!
Straks moet ik sjouwen, tillen, sleuren.
Jaja, er zal vannacht heel wat gebeuren!
Ik voel me zo goed als Sinterklaas,
al doe ik af en toe wat dwaas.

(Piet doet allerlei malle dingen)
Je zou wel willen weten, al is 't verkeerd,
waar'k al die onzin heb geleerd?

Duivel springt tevoorschijn:
Bij mij toch zeker?! Grote domkop!
Kom maar hier en ik sla erop!
Je hebt mij geholpen, jaar na jaar,
en nu ga je werken voor die ouwe daar!
Vooruit, kom weer mee met mij,
of ik trek je aan je haar erbij!

Piet:
Tut tut, schreeuw niet zo hard! een toontje lager,
van schreeuwen word je nog eens zo mager!

Duivel (ziet de zak die Piet draagt):
Wat is dat voor een zak, zeg op!
Van nieuwsgierigheid kriebelen de horens op mijn kop!

Piet:
Die zak? Ja dat zou je wel willen weten!
Die is om een duivelsneus in te steken.
Daarom is die zak zo groot!
Je past erin, compleet met staart en poot!

Duivel:
Flink hoor, hoe je te liegen staat!

Piet:
Nou probeer dan maar of het gaat!

Duivel:
Je liegt!

Piet en Duivel (ad infinitum):
Nietes, welles!

Piet:
Kom kruip erin, probeer het dan!

Duivel:
Ik zeg je vooruit dat het niet kan!
Ik zal het doen, maar is de zak te klein,
dan moet je weer mijn dienaar zijn!

Piet:
Nou vooruit, doe 't onvervaard,
hier zie ik nog een stukje staart.
Zit je goed en lig je zacht?

Duivel:
't Is hier stikdonkere nacht!
Piet, laat me er nu weer uit!
Foei, wat kriebelt dat aan mijn snuit!

Piet:

Kriebelt het? Bijten de vlooien in je vel?

Ik ken een middel en dat helpt snel.

Pas op het medicijn komt gauw!

(tot het publiek):

Ik sla hem bont en blauw!

(gejammer van de duivel; Piet draagt de zak van het toneel, komt dan terug)

Ziezo, de zak is leeggeschud!

De duivel telt zijn builen in de helleput!

Nicolaas komt weer tevoorschijn:
Piet, waar blijf je toch?
We moeten zo lang en zo verre nog.

Piet:
'k Ga nu vlug aan't werk heer,
De duivel, nou die komt niet weer!

Slotlied:
Kille koude donk’re dagen maken alles stil,
't lijkt wel of er nergens pret op aarde wezen wil.
Sint Nicolaas kom toch bij mij
en ga aan niemands deur voorbij,
Dan worden alle mensen weer van binnen licht en blij.

© Het Zonnejaar 1980 - 2024