menu

Sint Maarten

Folklore toen en nu  

Mirjam Chamuleau 

Het feest van Sint Maarten zoals wij dat nu kennen vindt zijn oorsprong in het christelijk geloof, maar, zoals ook met andere christelijke feesten het geval is, er zijn oude heidense gebruiken mee versmolten.

In de vijfde eeuw n.C. begonnen de Franken hun bekeringstochten buiten Gallië, de streek waar Sint Maarten een groot deel van zijn leven doorbracht. Ze kwamen zo ook in ons land.

De eerste ‘Maartenskerk’ die door hen in Nederland werd gesticht was de kerk in Utrecht. In die eerste woelige eeuwen van het christendom werd deze kerk meerdere malen verwoest en weer opgericht.

In 696, toen Willibrord bisschop van Utrecht was, werd de kerk bisschopskerk. Sint Maarten werd patroon van het bisdom Utrecht, dat omstreeks het jaar 800 het grootste deel van ons land omvatte.

Veel kerken in ons land zijn ook nu nog aan Sint Maarten gewijd. De eerste verrezen in Limburg, allemaal aan de Maas, de stroom waarlangs de Frankische invloed ons land binnentrok.

Wij vieren het feest van Sint Maarten op 11 november maar in vroeger tijden was ook 4 juli een belangrijke dag. Het was de dag van Sint Maartens translatie, dat is de overbrenging van zijn sarcofaag naar de basiliek van Tours.

Vooral in Utrecht werd dit feest groots gevierd; de schoolkinderen kregen een vrije dag, de armen kregen brood, en de stad was ’s avonds feestelijk verlicht met fakkels. Men danste om de vuren die op de pleinen van de stad werden ontstoken.

In Limburg, en ook in Friesland, kent men tot de dag van vandaag nog de Sint Maartensvuren op 11 november. Waarschijnlijk komt dit voort uit het oude Germaanse gebruik van het herfstvuur.

Voor de boeren was 11 november ook ‘nieuwjaarsdag’, op deze dag betaalden ze hun pacht, huurden nieuw dienstvolk en vierden feest.

November was ook de slachtmaand. Wij zingen nu nog:

“Sinte Maarte heeft een koe,
die moet naar de slager toe.”

En de ganzen, ook in november slachtrijp, werden ter ere van de heilige genuttigd en heetten Sint Maartensganzen.

De gans was van oudsher een dankoffer voor de oogst; de Romeinen wijdden en offerden de gans aan de god Mars en hebben deze gewoonte in onze streken ingevoerd. Misschien hielp ook de naamsverwantschap tussen Mars en Martinus (dat is: man van Mars) aan deze folklore van de Maartensganzen.

Behalve slachtmaand was november ook de maand van de druivenpers. Dan werd de most tot wijn. Door het uitspreken van de spreuk:

“Martijn, Martijn,
’s avonds most en morgen wijn”

meende men deze verandering te kunnen bespoedigen.

En zo werd Sint Maarten ook de patroon van de wijnbouwers. Op zijn feestdag opende men de vaten en dronk men van de nieuwe wijn.

Sint Maarten was ook de patroon van de boeren. De boerengilden droegen hun patroon het hele dorp rond uit dankbaarheid omdat hij een jaar lang het vee en het gewas tegen ziekte en ongedierte had beschermd.

Waarschijnlijk komt de rondgang die de kinderen in onze tijd met Sint Maarten maken, zingend en met lichtjes lopend, voort uit deze oude gebruiken.

De oudste vermelding van een kinderommegang op Sint Maarten is te vinden in een geschrift van Thomas Naogeorgius (Bazel, 1553). Hij beschrijft hoe scholieren op deze dag met hun meester voor de huizen gingen zingen en met een ganzenboutje werden beloond!

Van al deze eeuwenoude gebruiken zijn nog sporen terug te vinden in onze Sint Maartensviering, die zich gelukkig in de laatste jaren in een steeds grotere belangstelling mag verheugen.

© Het Zonnejaar 1980 - 2024