menu

Michaël – Marduk

Mirjam Chamuleau 

Michaël was het wezen dat ook al in de voorchristelijke tijden met de mensheidsontwikkeling was verbonden. We zien Michaëls kracht in de begeleiding van de wordende mens in het Babylonische scheppingsverhaal in de gestalte van Marduk.

Zo’n 2000 jaar voor Christus was de bloeitijd van de Semitisch-Babylonische tijd. Dit verhaal over Marduk (Michaël) begint te vertellen nog voor de schepping, toen hemel en aarde nog niet bestonden:

~Toen boven de hemel nog niet was benoemd,

vasteland beneden geen naam had en Apsu, de oorsprong der goden,

en vrouwe Tiamat, de zee, die baarde hen allen,

hunne wateren nog met elkander vermengden,

geen rietland bijeen was, geen polder te zien,

toen niet een der goden was tot aanzijn geroepen,

noch zijn naam had gekregen en geen lot was bepaald...

...toen vormden zich goden daar in de diepte -

Lachmu enLachamu ontstonden en kregen hun naam.~

Hemel en aarde bestonden nog niet en hadden nog geen naam – een naam wordt immers pas gegeven als men een wezen erkent. Alleen de chaos bestond, de oer-afgrond, waar de elementen nog onafgesplitst bijeen zijn. Er ontstaan in de loop van het verhaal steeds meer goden, onder andere Tiamat; zij vertegenwoordigt de wereld van de slaap, van het duister en van de chaos. Met de schepping van deze goden is de rust en eenheid van de oer-oceaan overgegaan in leven en beweging.

De jonge goden hinderen de oude goden, ze verstoren de rust door in hun scheppingsdrang het oer-water om te woelen. Er wordt door de oudere goden een plan gemaakt de jongere goden te verdelgen en de rust te herstellen. De god Ea (ea=wijsheid) de grootste en verstandigste, weet raad en het lukt Ea inderdaad om Apsu en Mummu te verslaan en gevangen te nemen. Maar Tiamat blijft ongedeerd en neemt opnieuw de strijd op tegen de andere goden. Ze schept twaalf vreselijke monsters om haar in de strijd bij te staan:

~De chaosmoeder die alles gevormt heeft,
Tiamat, gaf hen stevige wapens
baarde reuzenslangen met scherpe tanden
hun lijven gevuld niet met bloed maar met gif

Brullende draken, vreeswekkend van aanblik
razend van woede liet zij ontstaan
Wie ze ontwaarde die moest wel verstijven
die welvende lijven kon niemand weerstaan.

Ook stuurde zij adders in ’t veld-basilisken
schorpioenmensen en dolle honden
orkanen en stormen, vismensen, zeerammen
met vrees’lijke wapens, de strijd niet vrezend.~

De god Ea roept weer op voor de strijd tegen Tiamat en haar monsters, maar de goden vrezen haar zeer, want:

~Wie tegenover Tiamat zich stelt,
zal niet ontkomen met behoud van het leven.~

Goede raad is duur, maar er wordt besloten dat het de taak van Marduk (de zoon van Ea), de lichtgod, is om de strijd tegen Tiamat , het duister, op te vatten.

~Hij, machtig van kracht, zal wreken zijn vader
Marduk is de held die de vijand zal neerslaan.~

En Marduk vraagt dan kracht aan de goden:

~Als ik het zijn moet, die u wreken zal,
als ik Tiamat boeien moet en u het leven redden
roept een vergadering bijeen en maakt mijn lot almachtig.~

En de goden besluiten:

~Gij ongetwijfeld zijt de hoogst geëerde der grote goden
uw lot is onvergelijkelijk
O Marduk, gij zijt de hoogst geëerde onder de goden
voortaan zal uw bevel onveranderlijk zijn.~

En zo krijgt Marduk van de goden het universele koningsschap toegewezen over de gehele wereld. Zij geven hem ook de waardigheidstekenen van deze koninklijke macht en de wapenen en wapenrusting. Hiertoe behoren een pijl en een boog, een knuppel en een net. Dit net is een symbool van de geordende wereld: het is ordelijk geweven stof. Met deze ordening zal Marduk later Tiamat (=chaos) vangen.

Zo trekt Marduk, goed uitgerust ten strijde tegen Tiamat en haar scharen, die zich intussen ook hebben voorbereid op de komende strijd om de macht:

~Op elkaar stortten zij zich, Tiamat en Marduk
ten strijde zij trokken, elkaar steeds naderend
doch de heer deed zijn net open, ving haar daarin
stormwind, zijn dienaar, liet hij tegen haar los.

Toen schoot hij de pijl af, verpletterd haar lichaam
verscheurt haar ingewand en splijt haar hart
zo bedwong hij haar, haar leven be-eindigend
gooide haar lijk neer en trad er toen op.

Staan ging de held op Tiamats gebeente
spleet haar schedel met zijn vrees’lijke knuppel
sneed toen in stukken de aderen des bloeds
zond met de noordenwind haar bloed naar het verborgene.

Toen rustte de heer, haar lichaam beschouwend
hij deelde de klomp, weloverwogen:
deelde in twee helften hem als een schelp
plaatste de helften als dak voor de hemel~

In deze prachtige oer-oude beelden uit Babylonie kunnen we lezen hoe Marduk-Michaël, de lichtgod, met lichtkracht en ordening de wereld van het duister, de chaos, Tiamat, heeft verslagen en de mensheid een stap verder op haar ontwikkelingsweg heeft geholpen.

Het verhaal eindigt dan ook met een lofzang op Marduk-Michaël:

~Marduk de godenheer moge zich verheugen
zijn land worde vruchtbaar, hijzelf zij behouden
zijn woord is getrouw, onfeilbaar zijn bevelen
wat zijn mond heeft gesproken kan geen god veranderen
hij kijkt zonder vrees, hij weet van geen wijken
als hij boos is kan geen god hem weerstaan
zijn hart is wijd, zijn goedheid groot
de misdadiger en zondaar krijgt bij hem genade.~

Bronnen:

  • R. Steiner, GA243 Torquay 11augustus 1924
  • M.Sandkuhler Michaël verhalen en legenden
  • Prof. Dr.Th.P. van Baaren Het Babylonische scheppingsepos.

© Het Zonnejaar 1980 - 2024