menu

Koning draak

Een Deens sprookje  

Christja Mees-Henny 

Er was eens een koning die een wonderschone vrouw had. Toen zij zich na de bruiloft ter ruste begaven was er nog niets op hun bed geschreven. Maar toen zij opstonden lazen zij erop dat zij geen kinderen zouden krijgen. De koning was hierover erg bedroefd maar de koningin nog veel meer. Zij dacht dat het zeer moeilijk te dragen zou zijn wanneer zij geen troonopvolger zouden krijgen.

Toen zij op een dag liep te wandelen, in diepe gedachten verzonken, kwam zij een oude vrouw tegen die graag wilde weten waarom zij zo treurig was. De koningin keek op en zei: "Ach het helpt niet wanneer ik je dat vertel. Het is iets waarmee je mij toch niet kunt helpen." "O maar dat is helemaal nog niet zeker" zei de oude vrouw en ze vroeg de koningin het haar toch maar te vertellen. Ja, dat kon zij natuurlijk wel doen. En toen vertelde ze het vrouwtje wat er in de huwelijksnacht op hun bed geschreven was, namelijk dat ze geen kinderen zouden krijgen. En daarom was zij zo bedroefd.

De oude vrouw meende dat ze er wel iets op wist. De koningin moest 's avonds bij zonsondergang een drinkbeker nemen en deze in de noordwesthoek van de tuin omkeren. De volgende morgen wanneer de zon opging moest ze de beker weer opnemen. Zij zou er dan twee rozen onder vinden, een rode en een witte. Wanneer zij de rode zou nemen en deze opeten zou het een jongen worden. Maar wanneer zij de witte zou nemen werd het een meisje. Zij moest echter niet beide bloemen opeten.

De koningin ging naar huis en deed wat het vrouwtje haar had gezegd. De volgende morgen toen de zon opging was zij reeds in de tuin en nam de drinkbeker op. Er stonden twee rozen, een rode en een witte. Maar op dat moment wist ze niet welke ze zou kiezen om op te eten. Wanneer ze de rode nam zou het een jongen worden die later ten oorlog zou trekken en misschien sneuvelen en dan zou zij geen kind meer hebben. Daarom wilde ze liever de witte nemen. Dan zou het een meisje worden dat thuis zou blijven en later trouwen en daardoor een ander koninkrijk zou krijgen.

Zij nam dus de witte en at deze op. Het smaakte haar zo goed dat ze ook de rode nam en deze opat. Zij dacht bij zichzelf, wanneer ik een tweeling krijg is het mij ook goed. Tegen die tijd gebeurde het dat de koning op oorlogspad was. Toen de koningin merkte dat zij zwanger was schreef ze hem een brief en hij ontving het bericht met grote vreugde. De tijd verging snel en eindelijk was het bij haar zo ver.

Maar in plaats van een kind baarde zij een draak, die zo gauw hij geboren was onder het bed kroop en niemand wist later meer waar hij gebleven was. Maar nog op dezelfde dag, alleen iets later, baarde de koningin een jongen. En daarna werd er niet meer over de draak gesproken. Toen de koning in zijn rijk terugkeerde was hij erg blij met de prins die hem geschonken was.

En dat bleef zo totdat de prins volwassen was en zou trouwen. Er werden toen zes paarden voor de koninklijke koets gespannen en men trok erop uit om een prinses te zoeken die voornaam genoeg voor hem was. Toen ze bij de eerste kruising van de weg aankwamen konden ze niet verder want daar lag een monsterachtige draak midden op de weg die zijn muil opensperde en uitriep: "Geef mij een bruid vóór je er zelf een krijgt!" Er zat niets anders op dan de wagen te keren en een andere weg te nemen.

Maar wat hielp dat? Bij de volgende kruising lag de draak er weer en riep: "Geef mij een bruid, vóór je er zelf een krijgt!" Toen moest de prins wel naar het slot terugkeren zonder een vreemde koningin te hebben ontmoet. En zijn moeder, de koningin, moest toen bekennen dat ze zowel de witte als de rode roos had opgegeten en daarna een draak ter wereld had gebracht.

Er zat nu niets anders op dan de draak een bruid te verschaffen vóórdat de jongere broer trouwde. De koning stuurde dus een brief naar een vreemd land en vroeg daarin of er niet een bruid voor zijn zoon te krijgen was. Dit was wél het geval, maar de bruid kreeg haar toekomstige gemaal pas te zien in de zaal waarin zij in de echt werden verbonden. Tegen de avond werden zij beiden naar het bruidsvertrek gebracht. Maar toen men de volgende morgen de kamer betrad, was deze geheel met bloed besmeurd en lag er alleen de draak.

Nadat er een tijd verstreken was wilde de prins er weer op uit trekken om een prinses te zoeken. En daar ging hij, in de koninklijke koets met zes paarden ervoor! Maar op de eerste de beste kruising lag de draak weer met zijn opengesperde muil en riep: "Geef mij een bruid vóór je er zelf een krijgt'." De wagen moest omkeren en ze waren weer even ver als daarvoor. Nu schreef de koning naar vele koninkrijken of er niemand was die met zijn zoon wilde trouwen. En weer kwam er een prinses, maar nu van véél verder weg. Zij kreeg haar bruidegom niet eerder te zien dan toen ze de zaal binnen kwam waar het huwelijk voltrokken zou worden. En daar stond dan de draak naast haar. Tegen de avond werd ze naar het bruidsvertrek gebracht. De volgende morgen was alleen de draak er nog en de kamer geheel met bloed besmeurd.

Toen de prins de volgende keer op reis ging kwam hij weer niet verder dan de eerste kruising, want weer lag daar de draak met zijn opengesperde muil, en vroeg om een bruid. De prins keerde naar het slot terug en zei dat de koning maar weer voor een bruid voor zijn oudste broer moest zorgen. "Nu weet ik werkelijk geen raad meer" zei de koning vertwijfeld, "ik heb me de vijandschap van twee machtige koningen op de hals gehaald, wiens dochters hier als bruid gekomen zijn, zodat ik nu in alle ernst niet zou weten waar ik een derde bruid vandaan zou moeten halen. "

Beneden in het bos lag een klein huisje. Daarin woonde de herder van de koning. Hij was een oude man die maar één dochter had. De koning ging naar hem toe en zei: "Luister een beste man, wil je niet je dochter afstaan om met mijn zoon te trouwen?" "Nou liever niet" antwoordde de herder, "ik kan het werkelijk niet doen, want ten eerste bezit ik maar één kind dat mij in mijn ouderdom verzorgen kan, ten tweede zal hij haar zeker niet sparen wanneer hij eens zulke beeldschone prinsessen ook niet heeft gespaard, en ten derde vind ik dat het een zonde is." Maar de koning stond erop het meisje te krijgen en de oude moest ten slotte wel zijn toestemming geven. Hij ging zijn huisje binnen en vertelde het aan zijn dochter. Zij werd erg verdrietig toen ze vernam dat ze aan een draak zou worden uitgeleverd; ze ging daarom het bos in en jammerde en weeklaagde dat het ver in de omtrek te horen was. Toen kwam er een oude vrouw uit een grote holle eik te voorschijn en vroeg haar waarom ze zo treurig was.

"Ik heb daar wel alle reden toe" zei het meisje, "maar het heeft geen zin je dat te vertellen want je kunt me toch niet helpen. " "Dat staat nog te bezien" meende de oude vrouw, "zeg maar wat je op je hart hebt. " "Nu dan, ik moet met de zoon van de koning trouwen, maar dat is een afschuwelijke draak. Hij heeft al twee prinsessen verscheurd en ik weet zeker dat hij ook mij zal verscheuren. " "Wel, er is wel iets op te verzinnen, als je tenminste naar mij luisteren wilt," zei het oudje. Nu, dat wilde het meisje wel.

Wanneer je met hem voor de predikant staat en weet dat je daarna met hem naar de bruidskamer moet gaan, moet je zorgen tien hemden aan te hebben. En dan moet je nog een teil met loog en een met melk verlangen, en net zoveel roeden als een man in zijn beide armen kan dragen. En dan moet alles naar de bruidskamer worden gebracht. Zo gauw hij je beveelt je hemd uit te doen moet je hem bevelen zijn huid af te stropen. Dan moet je hem met de roeden geselen die van te voren in loog zijn gedompeld. Daarna leg je hem in de melk en ten slotte moet je hem in je armen nemen.

Toen de huwelijksdag aanbrak haalden ze het meisje met de koninklijke koets af en brachten haar naar het slot. Zij vroeg om tien witte hemden die nog niet waren gedragen, en bovendien verlangde ze een teil met loog en een met melk en net zoveel roeden als een man in zijn beide armen kan dragen. De bedienden van het paleis dachten dat het allemaal boerenbijgeloof was en inbeelding, Maar de koning zei dat ze alles wat ze verlangde ook krijgen moest.

Ze werd toen als de mooiste bruid gekleed en naar de zaal geleid. De draak kwam binnen en bleef naast haar staan. Toen werden ze in de echt verbonden en de gehele bruiloft werd zó gevierd als het voor een koningszoon passend is. 's Avonds nadat men hen naar de bruidskamer had gebracht en de deur gesloten was, zei hij tegen haar: "Mooie jonkvrouw trek je hemd uit!" "Koning Draak, stroop je huid af." antwoordde zij. "Dat heeft mij nog nooit iemand bevolen", zei hij. "Maar ik beveel het je nu!"

En toen begon de draak te jammeren en zich te beklagen en zijn drakenlichaam in allerlei bochten te wringen tot er een lange drakenhuid op de grond lag. Toen trok zij haar bovenste hemd uit en gooide het op de drakenhuid. "Mooie jonkvrouw, trek een hemd uit!" vroeg hij weer. "Koning Draak leg een huid af!" "Dat heeft mij nog nooit iemand bevolen." "Maar ik beveel het je nu!" En onder gejammer en geklaag trok hij zijn tweede lange drakenhuid uit en legde de jonkvrouw haar tweede hemd eroverheen. "Schone jonkvrouw trek een hemd uit!" zei hij opnieuw. "Koning Draak, stroop een huid af!" "Dat heeft mij nog nooit iemand bevolen." "Maar ik beveel het je nu!"

En opnieuw stroopte hij zijn drakenhuid af en legde de jonkvrouw haar hemd eroverheen. En dat deed zij steeds opnieuw tot er negen vuile drakenhuiden op de grond lagen en een sneeuwwit hemd op elke huid. De draak was niet veel anders meer dan één grote klomp bloedig vlees. Toen greep zij de roeden, doopte ze in het loog en geselde daarmee zijn lichaam zo hard ze maar kon. En nadat ze hem zo geslagen had doopte ze hem in de melk. En ten langen leste sleepte ze hem in het bed en nam hem in haar armen.

De volgende morgen keken de koning en de leden van zijn hofhouding in alle vroegte om beurten door het sleutelgat om te zien wat er met het meisje gebeurd was. Ze durfden namelijk niet naar binnen te gaan. Maar ze konden nergens bloedsporen ontdekken. Toen maakten ze de deur een klein beetje open en spiedden door een spleet in de kamer. En warempel! Daar lag het meisje fleurig en fris in bed en naast haar lag de knapste prins die men ooit had aanschouwd. De koning holde naar de koningin om haar te halen. En toen werden er boven het bruidsbed zóveel gelukswensen uitgesproken als men nog nooit boven een bruidsbed had gedaan. En ten slotte moesten ze opstaan en naar een andere kamer gaan om zich te laten aankleden want de bruidskamer zag er verschrikkelijk uit.

Nu werd de bruiloft nog eens herhaald. En de koning en de koningin hielden erg veel van hun schoondochter want zij had hun zoon eindelijk verlost en daarom konden ze haar nooit genoeg verwennen. En ook Koning Draak hield veel van zijn jonge vrouw en ze leefden nog lang en gelukkig.

Wat heeft dit sprookje ons te zeggen?

De betekenis van dit sprookje kan alleen maar tot ons hart gaan spreken als we bereid zijn te proberen de zeggingskracht van haar beeldentaal consequent in onze eigen ziel en individualiteit te zoeken. De beelden in sprookjes spiegelen altijd onze eigen innerlijke ontwikkeling.

De erkenning van dit feit is op zichzelf al een Michaëlische uitdaging. Het mysterie van de kleuren rood en wit, is de inzet van het verhaal.

Wit: Het oerbeeld van de doorgeestelijkte ziel (vrouwelijk symbool)

Rood: Het oerbeeld van de op de Geest gerichte Ik-kracht (mannelijk symbool)

Zo werd dit door de Rozenkruisers beleefd.

De op de toekomst gerichte idealen van de Rozenkruisers-stroming (exoterische oorsprong in de 17e eeuw) stromen door in de Antroposofie. Het zijn de idealen die het omwerken van het door de zondeval té zelfzuchtig geworden rode bloed in onzelfzuchtige levensdrijfveren willen bewerkstelligen, in harmoniserende levenssappen die genezend door de sociale samenleving stromen, zoals de zuivere rode plantensappen door de rode roos.

Over de witte en de rode roos wordt dan ook door de wijze oude vrouw in het begin van het verhaal gesproken. Zij bloeien op uit de natuur door de handeling van de koningin die zo verlangt naar haar kind voor de toekomst. Eén van beiden: de witte óf de rode roos mag gegeten worden als gave uit de kosmos, de andere moet op aarde door het leven zelf ontwikkeld worden. Het huwelijk tussen hemel en aarde vindt op de aarde plaats.

In dit sprookje, zoals in vele anderen neemt de begeerte de overhand. Het verbodene wordt tóch gegeten, de raad van de wijze vrouw wordt in de wind geslagen en alles geraakt in wanorde. Een soort herhaling van het paradijsverhaal vindt plaats in dienst van de ontwikkeling van de menselijke vrijheid. In plaats van een kind wordt er een draak geboren, die vervolgens snel onder het bed verdwijnt en niemand weet dan meer waar hij gebleven is! Op diezelfde dag, alleen iets later, baarde de koningin een jongen en daarna werd er niet meer over de draak gesproken. Hoe herkenbaar is deze situatie…

Doch, ook al ontkennen we het bestaan van onze eigen draak, we zullen hem toch voortdurend op de eerste de beste kruising van onze weg tegen komen. We kunnen hem niet ontlopen. Deze draak kan pas verlost worden door de ziel die bereid is zich met hem te verbinden en hem door deze verbinding te transformeren. Deze draak wordt niet met mannelijkheid en het zwaard bestreden, maar met een vrouwelijke kracht; 9 X met de mantel der liefde bedekt, vervolgens gegeseld, uitgeloogd, in de melk gedoopt (in witte reinheid), en in de armen genomen.

Door de confrontatie van de ziel met de draak is de metamorfose mogelijk en kan de kracht en de schoonheid van het hogere ik in verschijning komen, de prins die in de draak verborgen was.

Samen met het ideaal van de Rozenkruisers leeft het streven van de Manicheeërs in dit sprookje: niet het kwaad of het onbewuste verdelgen, maar het met bewustzijn en liefdekracht omwerken en verlossen.

© Het Zonnejaar 1980 - 2024