menu

Het Oerbegin

Fusien van den Ent 

Hoe zou het begin van de schepping geweest kunnen zijn?

Volgens het Johannes evangelieIn den beginne was het Woord en het Woord was bij God en goddelijk was het Woord. Alle dingen zijn door het Woord geworden.'

Aan onze woorden kunnen we veel verschillends beleven: Neem bv.het woord 'school'. Voor een voorbijganger is dat'een gebouw', voor een ouder 'een plaats waar men je kinderen allerlei leert', in onze herinnering 'klasgenootjes, leraren, lessen, stoutigheid, speelplaats, toneelrepetities, sport, enz.' Hoe langer je doorgaat, hoe meer inhoud dat woord krijgt. Een woord kan dus heel vol zijn, kan een hele wereld, een hele schepping bevatten.

En wanneer het Woord waarin Gods hele schepping te beluisteren was, is gerealiseerd, kan je zeggen dat Gods innerlijk zich uitspreekt in de schepping.

Rudolf Steiner vertelt in de 'Wetenschap van de geheimen der ziel' en in vele voordrachten over de schepping van mens en wereld. Hij vertelt hoe, toen het Woord vernomen was, er met hart en ziel gewerkt is, steeds aandachtig luisterend, om het zo'n basis te geven in levende, bewegende, werkende gestalte als werkelijk bedoeld is.

De eerste, dus hoogste, engelen-hiërarchie begon:

de Thronen (Geesten van de Wil) offerden hun eigen wezen, hun Wil-substantie, als oersubstantie, waarmee de schepping kon beginnen. Dat offer namen de Cherubijnen (Geesten van de Harmonie) op in hun wezen, terwijl de Serafijnen (Geesten van de Liefde) dit met gloeiende geestdrift liefdevol beschuttend omhulden.

Wat wil dat zeggen: 'je WIL offeren'? Wanneer in de antroposofie gesproken wordt over 'willen', wordt daarmee niet 'wensen' bedoeld, maar daden verrichten, handelen, iets maken, tot stand brengen. De Thronen willen zelf niet iets, maar zijn bereid om alles wat ze kunnen, in te zetten, om dat wat een ander bedoelt voor hem tot verschijning te brengen. Je zou kunnen denken aan iemand die zijn handen niet kan gebruiken en hulp krijgt van iemand die het voor hem doet.

De offerdaad van de Thronen bracht warmte. Geen meetbare, fysieke warmte, maar de warmte die je ervaart bij een bemoedigende knipoog, of een arm om je heen: offerwarmte. Die warmte was de substantie waarin de Thronen verwerkten wat de lagere hiërarchieën wel konden denken, maar nog niet buiten zichzelf konden realiseren. Die warmte was de substantie van de 'Oude Saturnus': verste voorloper van onze aarde

De Thronen zorgden voor de dragende basis en verwerkten daarin wat de Geesten van de wijsheid (Kyriotetes) dachten wat nodig was om er leven in te brengen, en vervolgens de ideeen van de Geesten der Beweging (Dynamis) om er een waar-nemend, denkend, voelend en willend wezen in te kunnen laten ontstaan. Waarna ze er vorm in brachten zo, als de Geesten van de Vorm dachten dat het goed was.

Er was een wereld vol samen overleggende, samen denkende, zoekende wezens bezig; met elkaar, ieder bracht zijn eigen vermogens in naar beste kunnen, toegewijd en onbaatzuchtig: Geesten van de LIEFDE, Geesten van de HARMONIE, Geesten van de WIL, Geesten van de WIJSHEID, Geesten van de BEWEGING, Geesten van de VORM.

De Geesten van de Persoonlijkheid en de Geesten van het Vuur en de Geesten van de Schemering leefden en werkten in dat wordende mensenwezen. Zij maakten daarin hun 'mens-stadium' door en bouwden hun ervaring in in de gestalte, de zintuigen, de levensorganen. De eerste (hoogste) hiërarchie hielp deze derde hiërarchie. Er was een warme, open, elkaar vertrouwende, onbaatzuchtige stemming, die stoelde op een diep enthousiasme voor een tiende hiërarchie, die vanuit vrijheid en liefde drager kan zijn van het Christuswezen.

Heel enthousiast, maar ook steeds zoekend hoe het gedaan moest worden. Want vrijheid kenden de hiërarchieën niet: ieder deed vanzelfsprekend mee. Voor vrijheid is nodig dat je je eigen beslissingen kunt nemen. Daarvoor mogen er geen dwingende krachten tussen jou en je keuze komen. Niet van buitenaf: wetten, voorschriften, sociale controle… en niet van binnenuit: opvoeding, angsten, gebrek aan moed en doorzettingsvermogen…

Vrij kunnen zijn hangt samen met de kracht van je IK, niet om jezelf te verwezenlijken, maar om sterk te staan bij keuzen en beslissingen vanuit wat je waar en goed vindt. Dus moet je zuiver kunnen waarnemen, zonder vooroordelen, zonder sympathie of antipathie. En dan een zuiver beeld kunnen vormen, wat je ook zuiver onder woorden moet kunnen brengen; om je bewust te worden van de situatie, de vraag en de consequenties van je keuze, zal je moeten kunnen denken.

De mogelijkheden daarvoor moeten de scheppende hiërarchieën aan het wordende mensenwezen geven. Er moet dus iets te kiezen zijn!

Dat is nieuw voor de hiërarchieënwereld. Daarom kreeg een aantal Cherubijnen de opdracht om de door de Thronen geofferde wils-substantie NIET aan te nemen. Deze niet-aangenomen substantie werd opgenomen door Luciferische wezens die achtergebleven waren in de ontwikkeling. Zij konden toen buiten de normale ontwikkeling vanuit hun eigen willekeur handelen; ze konden dus iets anders doen dan de wezens in de normale stroom.

Er ontstond een tegenkracht. Behalve de invloed vanuit de normale wezens ondergingen de mensenwezens ook invloed vanuit deze Luciferische wezens. Daarmee ontstond een mogelykheid om te kiezen en dus een vrij handelend wezen te worden.

In eerste instantie helpen Lucifer en Ahriman de mens in zijn ontwikkeling tot een vrij, zelfstandig wezen. Pas wanneer zij doorslaan, hun eigen doel hebben, een eigen wereld willen vestigen, worden zij tegenstanders.

Lucifer in de vrije wils-substantie (afgewezen offer van de Thronen) kwam in een situatie van afzondering, apart van de rest van de wereld: een antipathie-situatie, waarin het eenzaam is, zonder spiegeling door anderen, en zo tot egocentriciteit en tot hoogmoed leidt. Lucifer werkt tussen ons IK en ons astraallichaam. Ons IK beleeft zichzelf denkend, voelend, willend in de ziel. Door Lucifer wordt onze ikbeleving gekleurd door begeerten, illusies, en zie je niet je ware zelf.

Ahriman trekt je in het aardse, zintuiglijk waarneembare, de meetbare wereld, met vastliggende wetmatigheden, onpersoonlijk, gericht op het uiterlijke van de wereld.

Waar Lucifer, 'Lichtdrager', ons in illusies steeds naar hoger sferen wil laten gaan, wil Ahriman ons de aarde-realiteit laten waarnemen, maar zonder de geestelijke oorsprong erachter. Hij brengt de mens in een wereld waar alles vastligt, in verstarring, in een doodse wereld. Ahriman beheerst de substantie die afdaalt, steeds dichter wordt, beklemd raakt.

Lucifer is verbonden met de geestwereld. Geest is in principe vrij: Lucifer-Lichtdrager. Lucifer komt in de afzonderingspositie, gescheiden van de andere hiërarchieën, en geeft daarmee de mens de mogelijkheid tot vrijheid. Zelf is hij in die afzonderingspositie zijn vrijheid kwijt.

Christus, die het Woord in zich draagt, gaat mee met de hele mensheidsontwikkeling, tot in de diepste diepten. Hij laat de mens nooit alleen gaan, is er in elke fase bij. Hij laat ook Ahriman en Lucifer niet alleen.

Ons fysieke lichaam draagt ons zoals de aarde ons draagt. Ons levenslichaam (etherlichaam) draagt ons ook, op een andere manier.

Hoe ons fysieke lichaam ons draagt beleven we wanneer we een been breken: je voelt je dan ontredderd. Het vertrouwen dat je kreeg door het dragende wordt beschaamd. Dat dragende, vertrouwenschenkende -dat zijn de Thronen in hun voortdurende toewijding. Zij dragen de hele mensheidsontwikkeling nu al door de vierde fase heen; en zij gaan door tot wij onszelf kunnen dragen. Er gaat een grote liefde van hen uit die ons omhult en wat wij ook doen, zij blijven dragen, met wil en moed, want het resultaat is niet zeker: de weg naar vrijheid heeft een open eind.

De schepping begint met de liefde: de Thronen zijn Liefde die draagt op weg naar de vrijheid.

© Het Zonnejaar 1980 - 2024