menu

Elementenwezens 2

Alice Woutersen 

Zoals in het voorgaande wordt beschreven, werken de elementenwezens in alles wat ons omringt. In de verzameling voordrachten van Rudolf Steiner: 'Natuurwezens' wordt een tipje van de sluier opgetild en ons een blik gegund in de 'etherwereld': een veelheid van soorten wezens treedt ons daar tegemoet. Vier voorbeelden van het werken van elementenwezens wil ik noemen.

l. De elementenwezens en de planten.

Wanneer je het wonder van de ontwikkeling van een plant wilt ervaren, kan je een boon op vochtige aarde leggen en iedere dag een tekening maken van wat je ziet.

Eerst komt er een klein worteltje tevoorschijn dat zich in de aarde dringt, zich stevig vastzet en dan de hele boon omhoog tilt: de plant richt zich op. Dit hele proces dat zich hier in het vochtige aarde element afspeelt, is het werk van de wortelwezens of gnomen.

Het wortelstelsel van de plant is hun werkterrein; zij zorgen voor de aanvoer van water, mineralen ed. en voor de oprichtende kracht van de plant. Deze oprichtkracht drukt het verlangen van de gnomen uit naar kosmische wijsheid die via de plant tot hen komt.

Wanneer de plant zich gaat oprichten komt hij in het vochtige luchtelement. De gnomen zorgen voor de 'worteldruk', maar nu voegen de nimfen zich erbij. Als chemici weven zij als het ware stengel en bladeren uit water, mineralen, koolzuurgas en licht. De bladeren zijn onderaan de stengel grof en aards, maar hoe hoger aan de stengel, hoe fijner ze worden.

En wanneer er dan genoeg licht aanwezig is ontstaat door samenwerking van de nimfen-chemici en de elfen, die in het lucht-licht element leven, de bloei. Niet voor niets wordt er gezegd dat elfen (sylfen) de bloemen omzweven.

En dan, in het element van de warmte onder leiding van de vuurwezens, vindt de vruchtvorming plaats. De peul groeit, rijpt, springt open en de boon valt op de vochtige grond, waar de gnomen hem weer zullen verzorgen.

(Wie zich hier verder in wil verdiepen, raad ik het boekje aan van R.van Romunde: Planten waarnemen, elementenwezens ervaren.)

2.Elementenwezens in de mens.

Terwijl de etherwereld rond de aarde bestaat uit een voor ons verwarrende hoeveelheid elementenwezens, lijkt het etherlichaam van de mens een geheel. Maar ook daarin werken vele wezens.

Zij werken zo samen dat het een geheel lijkt, zoals stenen in een muur. Ieder mens heeft een eigen relatie tot deze wezens. Anders gezegd: mijn etherlichaam is de uitdrukking van mijn relatie tot al die wezens die de levenskrachten dragen waardoor ik leef.

Bij iedere geboorte gaan wij een eigen relatie aan met bepaalde elementenwezens. Geholpen door hogere wezens treedt ons ik op als architect. Ons astraallichaam is de bouwmeester en in ons etherlichaam zijn het de elementenwezens die als niet zichtbare bouwvakkers ons lichaam uit fysieke bouwstenen opbouwen.

Dit opbouwen van het lichaam in de kindertijd gebeurt onbewust. Bij het wisselen van de tanden komen er etherkrachten vrij, die dan voor andere dingen, bv het denken, gebruikt kunnen worden. Dit alles was ook al bekend in de oude Germaanse mysteriën.

In de Edda (lied van Grimnir) wordt verteld dat Freyr, de god van de vruchtbaarheid en het vrije denken, als 'tandgeschenk' (het gebruik om bij het wisselen van de eerste tand een geschenk te geven) Alfenheim krijgt. Alfen zijn de elementenwezens (Alfenheim-rijk der elementenwezens). Later werd alf tot elf en verloor het woord zijn ruimere betekenis.

3.Elementenwezens en onze hedendaagse cultuur.

Als wij aan elementenwezens denken komen er beelden van kabouters en elfjes ed. bij ons op; heel sprookjesachtig, maar wel een beetje naief.

Heel vroeger, toen de mensen nog een dromend bestaan leefden, werden zij vanuit de mysteriën geleid en beschermd. De Edda beschrijft hoe de goden met de elementenwezens werkten (ze kregen ook geschenken van ze, zoals de hamer van Thor). Later konden ook de ingewijden met de elementenwezens werken.

Er is een ijzeren kosmische wet, die inhoudt dat de wezens waar eens de goden mee werkten uiteindelijk in het bereik van de mensen komen. Dit is ook de reden waarom Rudolf Steiner ons oproept bewustzijn te ontwikkelen voor deze wezens.

Niet alle elementenwezens zijn lief en aardig. Het is afhankelijk van hoe wij met hen omgaan of ze ons helpen of tegenwerken. Het is een kwestie van bewustzijn.

Eens moesten de goden gaan samenwerken met elementenwezens die geboorte en dood veroorzaken. Deze wezens zijn niet geïnteresseerd in het welzijn van de mens, maar juist in het tegenovergestelde.

Rudolf Steiner wijst erop dat sinds vorige eeuw deze wezens in het bereik van de mens zijn gekomen en dat zij ons zo kunnen inspireren, dat de zogenaamde welvaart alles behalve het welzijn van de mens dient. Deze dienaren van Ahriman inspireren ons tot technische ontwikkelingen. Op zich is dat niet erg, als wij mensen daar maar innerlijke impulsen tegenover stellen.

Het gaat om onze innerlijke ontwikkeling, het van deugden en het leren in overeenstemming met de werkelijkheid te denken. Steeds zullen wij innerlijk wakker moeten zijn, zodat zij ons niet te pakken krijgen. Stel je voor dat wij onze ontwikkelingsmogelijkheden hier op aarde verslapen!

Wij moeten een bewuste innerlijke ontwikkeling nastreven, zodat wij op het juiste moment het juiste doen. (zie voordracht R.Steiner GA 177 Dornach,6 okt. of in 'Natuurwezens').

4. Elementenwezens en wijzelf.

We kennen allemaal wel van die momenten waarin we in onszelf zo'n kriebeltje voelen om iets anders te doen of te zeggen dan we eigenlijk zouden moeten doen of zeggen. Een soort plaaggeestje in onszelf. Kinderen kunnen daar soms heel veel last van hebben en er zelfs helemaal tegendraads van worden.

Het enige wat je dan kunt doen, is dit plaaggeestje bestrijden met humor. Een beweeglijk voelen en denken, doortrokken met humor, doen in zo'n situatie wonderen. Op deze manier kan zo'n plagerijtje zelfs een warm gevoel tussen je beiden bewerkstelligen; iets van:we begrijpen elkaar!

Heel anders wordt het als deze plaaggeest met irritatie of boosheid wordt ontvangen; er ontstaat dan een soort kilte tussen je beiden en als je niet oppast groeit het uit tot een koud wezen, dat de boosheid zo stimuleert dat er ruzie ontstaat die geen van beiden bedoeld heeft. Dit wezen, een elementenwezen, vormen wij zelf en het zal ons in de weg blijven staan als we het zelf niet weer oplossen.

Ook hier kan humor, inlevingsvermogen, liefde en bewustzijn van het ontstaan van deze wezens wonderen doen.

Elke leugen die wij uitspreken op het morele vlak, maar ook laster e.d., geeft in onszelf een soort afsnoering, waaruit een elementenwezen gevormd wordt. Maar ook slechte sociale wetgeving en leefomstandigheden laten zulke wezens ontstaan. En als wij mensen daar geen bewustzijn voor ontwikkelen, dan merken we niet eens hoe zij remmend op ons gaan werken.

Er ontstaan ook wezens als wij iemand willen overtuigen en hem onze mening willen opleggen in plaats van de ander de vrijheid te laten het wel of niet met je eens te zijn. Natuurlijk mag je de ander je mening vertellen, maar je moet hem dan in alle vrijheid de kans geven dat inzicht in zichzelf te ontwikkelen, zodat hij vanuit zichzelf het met je eens kan zijn (of niet).

Alle elementenwezens zijn ooit ontstaan uit afsnoeringen van geestelijke wezens. Deze afsnoeringen vonden al plaats vanaf het begin van de aarde-ontwikkeling. Deze afsnoeringen zijn delen van wezens die in geestelijke zin niet meer harmoniëren met het reine geestelijke van het wezen.

Al deze elementenwezens zouden veel schade kunnen aanrichten als ze vrij ronddoolden. Daarom hebben engelen en hogere hiërarchische wezens hen onder hun hoede genomen. Onder deze wijze wereldleiding is hun schadelijke werking omgedraaid in een nuttige.

De Edda vertelt dat deze wezens eerst als maden in het vlees (van Ymir) leefden.

Toen besloten de goden uit hen dwergen te scheppen en dezen gaven zij wijsheid. Volgens de volksmond zijn deze wezens ook veel wijzer dan de mens.

Rudolf Steiner wijst erop dat ze wel wijs zijn, maar geen morele waarden kennen zoals de mens. De elementenwezens zijn geketend in de materie, in processen e.d., en zij vormen voor ons het aarderijk waarin wij ons kunnen ontwikkelen.

Wij kunnen wat voor hen terugdoen, namelijk hen verlossen uit hun verbanning (zie het artikel 'De vier rijken van Moeder Aarde). Wij kunnen ze weer de mogelijkheid bieden terug te keren naar hun oorsprong en ze dus te bevrijden.

Rudolf Steiner vertelt hierover in zijn voordrachten ('Natuurwezens ' 12 apr.1909) dat we ze kunnen verlossen door met aandacht en liefde de wereld om ons heen tegemoet te treden, door opgewekt en vrolijk te zijn in plaats van moedeloos en humeurig, door scheppend en vlijtig te zijn in plaats van lui en traag en door een geestelijke ontwikkelingsweg te gaan waarin denken en hart met elkaar verbonden worden.

"Alleen met je hart kun je goed zien, het wezenlijke is voor de ogen onzichtbaar". (uit 'De Kleine Prins ')

© Het Zonnejaar 1980 - 2024