menu

De witte duif

Uit Grimm, Verzamelde Werken in de oer-uitgave  

Christja Mees-Henny 

Voor het paleis van een koning stond een prachtige pereboom die ieder jaar de schoonste vruchten droeg, maar wanneer de vruchten rijp waren, werden ze er in één nacht allemaal af gehaald, en geen mens wist wie dat gedaan had.

Nu had de koning drie zonen, maar de jongste werd voor dom gehouden, en men noemde hem 'Domoor'.

De koning beval de oudste zoon om een jaar lang elke nacht onder de pereboom te waken zodat de dief ontdekt zou worden. Dat deed de oudste zoon en hij waakte elke nacht. De boom bloeide, en zat vol vruchten, en toen ze rijp begonnen te worden, waakte hij nog ijveriger, en eindelijk waren ze helemaal rijp, en zouden ze de volgende dag geplukt worden. Echter in die laatste nacht werd hij door slaap overmand, en sliep hij in. En toen hij ontwaakte, waren alle vruchten weg en alleen de bladeren nog over.

Toen beval de koning de tweede zoon een jaar lang te waken, maar hem ging het niet beter dan de eerste zoon. In de laatste nacht kon ook hij de slaap niet overwinnen en de volgende morgen waren alle peren er af geplukt.

Ten slotte beval de koning Domoor een jaar te waken. En allen die aan het hof van de koning waren, lachten erom. Domoor echter waakte, en in de laatste nacht wist hij zijn slaap te overwinnen. Hij zag hoe een witte duif aangevlogen kwam, de ene peer na de andere afplukte en wegdroeg.

Toen de duif met de laatste peer wegvloog stond Domoor op en ging de witte duif achterna. De duif echter vloog op een hoge berg en verdween opeens in een rotsspleet.

Domoor keek om zich heen, en zag een klein grauw mannetje naast zich staan, tot wie hij sprak: 'God zegen je'.

'God heeft me gezegend op dit ogenblik door deze woorden van jou', antwoordde het mannetje 'Want jouw woorden hebben mij verlost. Daal af in de rots, daar zul je je geluk vinden'.

Domoor ging de rots binnen, vele treden voerden hem naar beneden, en toen hij onder in aan kwam zag hij daar de witte duif door spinnewebben omwonden en verstrikt. Toen de witte duif Domoor zag, lukte het haar om los te komen en toen zij de laatste draden kapot getrokken had, stond daar een schone koningsdochter voor hem, die hij verlost had. Zij werd zijn gemalin en nam hem mee naar haar rijk. Hij werd koning over een machtig rijk en regeerde met wijsheid.

Beschouwing over het sprookje De witte duif

In het kleine sprookje 'De witte duif' wordt een inwijdingsweg die naar het ontsluiten van de geestelijke wereld leidt, héél geconcentreerd en compact weer gegeven. Het thema komt in vele andere sprookjes voor, waarin dan echter nog veel meer beproevingen beschreven worden. Dit sprookje geeft de essentie weer.

Om de boodschap te kunnen verstaan, kunnen we naar enkele feiten kijken:

Sproookjes zijn in vroegere tijden aan de mensen van mond op mond verteld en door de troubadours verspreid. Bijzonder is dat dit erfgoed nooit verloren is gegaan, misschien wel omdat het de verhalen van onze eigen menselijke ontwikkeling zijn die jong en oud in de ziel herkennen.

In deze tijd waarin we veel bewuster luisteren naar dat wat ons verteld wordt, kunnen we als volwassenen oefenen om ons voor te stellen dat wij zelf het sprookje zijn.

Alle personages zijn we zelf en in de beelden gaan we tussen licht en duisternis onze eigen ontwikkelingsweg, hoe ver in de toekomst die ook pas mogelijk zal kunnen zijn. Sprookjes lopen voor de mens van goede wil altijd goed af, en daarom geeft het sprookje ons hoop en vertrouwen voor de toekomst mee.

We zullen zien of we de geheimen die in het sprookje verborgen liggen, kunnen ontdekken.

De sprookjes van Grimm hebben een Christelijke grondslag en daarom wil ik proberen het sprookje met beelden uit de bijbel en aanwijzingen van Rudolf Steiner te benaderen. Op Golgatha is Christus door de dood heen gegaan, en het Christuswezen heeft zich sindsdien met de aarde verbonden door zijn bloed dat in de aarde stroomde.

De Christus kwam van de Zon (waar de krachten van de Elohim werken) om de aarde en de mensen te verlossen uit een verduisterd, verstrikt, verward en verhard bewustzijn. Het kosmische wereld woord, de Logos, dat Christus op aarde bracht, de woorden die hij tijdens zijn leven sprak: "Ik ben de Ik ben", en: "Ik ben de Liefde, het Leven en het Licht" getuigen van de Heilige geest.

Deze door het sterven van Christus met aarde en mensen verbonden Heilige Geest, kan sindsdien ons mensen inspireren en ons bewustzijn helpen ontwikkelen naar een Geestelijk plan. Het Goddelijk plan, om de aarde te maken tot een ster, de planeet van Wijsheid en Liefde waartoe hij bestemd is.

Het sprookje vertelt over de weg die daartoe gegaan moet worden.

De witte duif of heilig Geest

In de evangeliën wordt het neerdalen van de Heilige Geest weergegeven door het beeld van de neerdalende witte duif.

In de Middeleeuwen hebben tal van kunstenaars de evangelieteksten uitgebeeld. Ik vond de afbeelding van de witte duif als Heilige Geest in afbeeldingen van:

  • De geboorteverkondiging door de engel Gabriel aan Maria (Lucas 1- 25),
  • De geboorte van Jezus in Bethlehem een aardse geboorte van de Zonnegeest, omgeven door engelen die de openbaring van God in hemel hoogten bezongen( Lucas 2-10),
  • De doop van Jezus in de Jordaan, de geboorte van de Christusgeest in de mens Jezus (Matheus 3-13),
  • De kruisdood van Jezus Christus is de geboorte van de Heilige geest in de hele aarde (Matheus 27-45),
  • Het Pinksterbeleven, toen alle discipelen van de Heilige Geest vervuld werden en begonnen te spreken in andere talen met spraak die de Geest hen gaf (Handelingen der Apostelen 1-5) . De Hemelvaart waarover wordt verteld: En een wolk nam Hem op en onttrok Hem aan hun ogen.
  • En verder: -zagen de apostelen twee mannen in witte gewaden ( engelgestalten) die zeiden: Deze Jezus die van u opgenomen is ten hemel, zal komen zoals gij hem ten hemel hebt zien varen (Handelingen der Apostelen 1). Met andere woorden: zij verkondigden dat de Christusgeest zal wederkeren voor alle mensen, en wel in de wolken. Wat kunnen we ons van deze uitspraak voorstellen? De wolkenwereld is de wereld van de vier elementen: aarde (stof), water, lucht en vuur waarin het leven zich tussen hemel en aarde voltrekt, d.w.z. de etherwereld. De etherwereld is de wereld van de Levenskrachten, van de vormkrachten, de zingevingswereld, de wereld van de Tijd, en van de klank, de wereld van het Woord, de Logos. Hij, Christus, is de Heer, de Geest der elementen geworden en kan daarin beleefd worden... Dit wordt duidelijk in zijn woorden: "Mij is gegeven alle openbaring; macht in hemel én op aarde" (Matheus 28). Dat de Heilige Geest in de toekomst aardse individualiteiten kan vervullen is duidelijk aan de beleving van Saulus voor de poorten van Damascus. Saulus vervolgde de eerste Christenen, maar werd in een visioen door de Christusgeest daarop aangesproken en met Heilige Geest vervuld. Saulus werd door deze beleving Paulus. Paulus, die in zijn verdere leven werkte en predikte: "Niet ik, maar de Chistus in mij", en zei: "Is echter Christus niet opgewekt, dan is onze verkondiging leeg, en leeg is ook uw geloof." (Paulus 1 Kor. 15)
  • De duif is tenslotte ook te vinden in de afbeelding van de evangelist, die door de duif (de Heilige Geest) geïnspireerd wordt.

Het beeld van de witte duif, fenomenologisch

Duiven zijn elkaar toegewijd bij het minnekozen en koeren vredig. De duif is tot vredessymbool geworden. De uitdrukking 'mijn duifje' komt daar misschien van. De duif daalt niet in een glijvlucht, maar daalt loodrecht naar beneden, de duif beeldt daardoor een directe verbinding tussen boven en beneden uit. In het evangelie staat: "de Geest daalde gelijk een duif op Hem neer".Het wordt gebruikt daar waar het om de openbaring van een levend geestwezen gaat.

Vogels zijn boodschappers van de goden. R. Steiner zegt: "De vogel houdt verband met de engelhiërarchieën. Wij mensen moeten leren weer op te nemen wat ons uit hogere sferen tegemoet komt in de vogelstemmen van de geestelijke inspiratie. In het Persisch betekent het woord 'murgh' ziel en vogel tegelijk, en in de Egyptische hiërogliefen wordt de ziel als vogel uitgebeeld (Ibis) de heilige vogel. De vogel herinnert ons het meest van alle dieren aan onze verwantschap met de Geest.

In de voorchristelijke tijd was de duif de vogel van de licht-godin Istar en Venus godin van liefde en vruchtbaarheid. In de Phoenicische taal werd hetzelfde woord gebruikt voor duif en priesteres. Duiven werden wel gasten van de Goden genoemd.

In het Oude Testament bracht een duif aan Noach het reddende bericht. In Spanje bestond een orde die zich 'de ridders van de witte duif' noemden. Met een duif op schild, zadeldek en wapen, hielpen zij de onderdrukten en hen die onschuldig leden. Zij behoorden tot het Graal-ridderschap. Zij streefden ernaar door zelfoverwinning de lagere driften te veranderen in geestelijke kennis over zichzelf.

De duif is de bode van de Geest in het Graalsverhaal.

Wat is de Graal?

Ooit verloor Lucifer een robijn uit zijn kroon. De graalschaal werd uit deze kostbare steen geschapen. Josef van Arimathea ving hierin tijdens de kruisiging het bloed van Christus op. Later kreeg Titurel de schaal en het verhaal vertelt hoe een duif iedere Goede Vrijdag opnieuw naar beneden daalt en een hostie legt in de Graalskelk waardoor deze met een bovenaardse glans gaat stralen

Sprookjes spreken een Pinkstertaal, in beelden die ieder vanuit zijn eigen taal verstaan kan.

In vele sprookjes van Grimm komt het beeld van de duif voor, b.v. in:

  • De Drie Talen - Twee duiven geven de hoofdpersoon, links en rechts op zijn schouders zittend, nadat hij door vele beproevingen is gegaan en als nieuwe paus gekozen, inspiratie in dat wat hij zeggen moet.
  • Hans en Grietje: Het duifje zegt Hans en Grietje vaarwel als zij het Vaderhuis verlaten en het bos in trekken.
  • Assepoester werd door duiven geholpen in haar keukenmeidenbestaan. De goede in het kopje, de slechte in het kropje. Als zij voor de eerste keer met de prins gedanst heeft, verbergt zij zich voor hem in de duiventil. En tot slot van het sprookje zijn het de twee witte duifjes die de prins de waarheid toeroepen.
  • Doornroosje: Toen Doornroosje achter de doornhaag ontwaakte, kwam het hele paleis tot leven. De duifjes op het dak trokken hun kopjes onder hun vleugels vandaan, keken rond en vlogen naar het vrije veld. Als boden? Om de wereld te vertellen dat de mens voor een hoger bewustzijn ontwaken kan?

Nu over het sprookje van de witte duif:

Het sprookje begint met de koning. De koning kunnen we zien als ons eigen zelf – het vaderrijk dat vernieuwd wil worden.

Perenboom. Hij heeft voor zijn paleis een prachtige perenboom staan. Wat zegt ons het beeld van de perenboom? Peren zijn zoete vruchten, zacht en sappig, peren smaken heel anders dan b.v. appels die hard en fris smaken.

We zouden de appel als de vrucht van het heldere wakkere dagbewustzijn kunnen zien (het is ook vrucht van de zondeval), en de perenboom meer als een droomboom, een boom van het ongekende nachtbewustzijn.

De perenboom komt ook voor in het sprookje van Assepoester en in 'het meisje zonder handen'. Ook daar wordt verwezen naar een door geheimen omgeven boom. Bij geboorten werd vroeger wel een perenboom voor meisje geplant en een appelboom voor een jongen.

Drie broers. De drie broers geven alle drie een ander bewustzijn, ook in de tijd aan. Zij kunnen het voelen, denken en willen representeren, dat door het (Christus)ik omgewerkt moet worden. Het Ik moet gaan heersen vanuit een eigen kracht, niet vanuit overlevering en overerving, zoals dat in het verleden wel het geval was. Het is namelijk niet zo dat door de eeuwen heen het menselijke bewustzijn altijd hetzelfde is gebleven Rudolf Steiner laat zien dat er een mensheidsontwikkeling in de geschiedenis waar te nemen is.

Het menselijke voelen (astraal lichaam) wordt in de periode 0 tot 700 na Christus geboorte door de invloed van het Christus Ik omgewerkt tot de zgn. gewaarwordingsziel. Wat kunnen we daar onder voorstellen?

Mensen leefden oorspronkelijk veel meer als dieren met instincten vanuit hun astrale lichaam. Zij werden in groepen, geleid door het groeps-ik. De gewaarwordingsziel had nog toegang tot de verborgen (onbewuste) levenskrachten. Er bestond nog een onbewuste vanzelfsprekende verbinding met de goddelijke wereld: een theosofie (wijsheid over god).

Het denken in het etherlichaam wordt van 700-400 gemoeds- en verstandziel door de inwerking van het Christus-ik. Wat kunnen wij ons daaronder voorstellen? Vanuit een laatste rest helderziendheid gaat het eigen verstand een rol spelen. De grote filosofen ontwikkelen het filosofisch denken (liefde voor de wijsheid).

Het willen vanuit het ik wordt van 1400-2100 tot bewustzijnsziel. Dit is de periode waarin wij leven. Wat gebeurt er nu?

Een bewustzijn en verantwoordelijkheid voor de daden wordt wakker, een geestverlicht denken gaat in de ziel opstaan. De piepjonge bewustzijnsziel is in het rijk van de geest echter niets meer dan een klein begin. In verhouding tot het overheersende intellectuele, moderne bewustzijn wordt de bewustzijnsziel nog als domoor beschouwd (duimpje), maar hij staat aan het begin van de ontwikkeling van geheel nieuwe vermogens (ontdekkingsreizen, uitvindingen).

Vandaar dat de jongste broer in het sprookje ook domoor genoemd wordt.

De drie broers moeten van hun vader gedurende de nacht waken om erachter te komen wie de rijpe vruchten gedurende de nacht rooft. De vruchten verdwijnen in de nacht als zij rijp zijn en wie heeft dat gedaan?

De duif vliegt heen en weer, brengt de vruchten van de nacht weg, en is gedurende de nacht kennelijk niet verward in de draden die haar overdag gevangen houden.

Nachtvruchten:(peren): zijn de vruchten waarmee wij 's ochtends wakker kunnen worden met ideeën, inzichten en inspiraties.

Dromen kunnen verwarrend, maar als we ze begrijpen ook handreikingen naar de dagelijkse werkelijkheid zijn, -als de duif de vruchten echter wegvliegt- hebben we er niets aan, en meestal gebeurt dat elke ochtend weer.

We moeten kennelijk leren waken om de geheimen van ons onbewuste binnen bereik te krijgen. Door b.v. een nachtboek (droomboek) bij te houden kunnen we oefenen om meer van de wijsheid uit de nacht te leren.

De Chinezen leggen een vraag in een gezegde: Ik droomde vannacht dat ik een vlinder was, maar nu weet ik niet of ik een mens ben die 's nachts droomt dat hij een vlinder is, of dat ik overdag een vlinder ben die droomt dat hij een mens is. In het Oosten liggen dag- en nachtbewustzijn nog veel meer in elkaars verlengde.

Wat gebeurt er als we in slaap vallen?

R.Steiner heeft over dit thema vaak in zijn voordrachten gesproken (zie literatuuropgave onderaan). Ik wil proberen iets hier uit samen te vatten.

Tijdens de slaap blijven het fysieke en het etherlichaam (levenslichaam) in bed liggen, het astraallichaam en het ik stijgen op naar de geestelijke wereld. Daar wordt van alles en nog wat beleefd. Dat gaat door verschillende sferen en stadia heen. (Na computer- en veel hersenwerk is het moeilijk inslapen omdat dan de cognitieve kant van ons bewustzijn overheerst heeft. Een wandeling buiten in de natuur, sport of naar muziek luisteren maakt de overgang makkelijker.)

1ste stadium: De ziel voelt zich groter worden, dijt in de etherwereld en in de wereld van de natuurkrachten, de vier elementen uit. In deze fase ontstaan de dromen.

2de stadium: De ziel spreidt zich uit in de wereld van de oerbeelden, van alle fysieke verschijningen op aarde. De ziel beleeft in de planetenwereld alle krachten die van de planeten uitgaan. Het is in miniatuur een beleven van wat wij na de dood zullen ervaren, waarbij we niet meer tegenover de dingen en mensen om ons heen staan, maar erin opgaan en hen in een eenheid beleven als een deel van ons zelf. We vallen zelf uiteen, en tegelijk zijn we alles en iedereen. Dat zijn we ons overdag écht niet bewust. Zouden we dat in ons waakbewustzijn weten, dan zouden we ons verantwoordelijker voor elkaar gedragen. (Wat ge niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet).

Een tableau gaat aan ons in deze sfeer voorbij van de onzichtbare mensen uit onze voorafgaande levens. Zij allen hebben in het verleden aan ons huidige karma meegewerkt en hebben gedurende de dag invloed op dagelijkse handelingen en houdingen gehad. In onze spieren is ons karma vastgelegd, zo zegt Steiner.

In deze sfeer hebben we ook ontmoetingen met de mensen uit ons huidige leven. De kiemen van de liefde worden gelegd wanneer wij in de slaap met hen werken aan de zaden voor de toekomst van ons karma.

En dan ontmoeten we ook de gestorvenen en de nog ongeboren zielen die tussen geboorte en dood leven en objectief zien hoe het sociale leven zou moeten gaan zodat zij ons kunnen inspireren met oplossingen voor onze problemen.

We kunnen de gestorvenen om hulp vragen, maar moeten ook in ons dagelijkse egobewustzijn wakker zijn voor hun antwoorden, want bij het wakker worden, worden ook onze subjectieve gevoelens gewekt en hebben Ahriman vanuit het materialisme en Lucifer vanuit het egoïsme grip op ons. Zij willen ons karma in de war brengen en de inspiratie uit de geestelijke wereld smoren.

In het 3de en diepste stadium van de slaap, en helemaal als geestelijk wezen te midden van de geestelijke wezens van de 2de en 3de hiërarchie, zien we ons lichaam als een reflectie van de krachten van de dierenriem, en zien hoe de archetypische wetten vanuit de objectiviteit de structuur bepalen van onze spirituele ontwikkeling en het lot.

Deze fase brengt ons in de stemming van de diepste eerbied.

De terugweg naar het lichaam gaat op omgekeerde wijze. De dromen ontstaan weer wanneer het atraallichaam zijn belevingen (bij thuiskomst) in het etherlichaam afdrukt, wat deze weer uitdrukt in droombeelden en indrukken. Dat zijn de vruchten van de nacht uit de geestelijke wereld. In sprookjestaal: de peren.

Helaas zijn de meeste vruchten bij het wakker worden door de duif weggevlogen in de vergetelheid, maar soms lukt het om er een vast te houden en te plukken.

Hoe het dagelijkse leven geleefd wordt, en wat voor consequenties dat heeft voor ons karma in de toekomst, wordt in de nacht verwerkt en voorbereid. Maar daarvoor moeten we met ons Ik wakker zijn, juist ook overdag. Als we overdag niet wakker zijn voor de kleine wondertjes, de synchroniciteiten, de toevalligheden uit de geestelijke wereld, zijn we dat 's nachts ook niet. Het maakt uit hóe of we de nacht in gaan en hóe of wij ons voorbereiden, of we iéts uit die nacht in ons waakbewustzijn kunnen binnen dragen, en omgekeerd. De drie zonen van de koning moeten daarom waken.

R. Steiner heeft vier mysteriedrama's geschreven waarin hij veel wijsheid ten tonele voert. In het derde mysteriedrama 'De wachter op de drempel', 8ste tafereel, kunnen we Ahriman, de macht van de materie, zien en horen hoe hij 's nachts de slapende zielen (zij lopen bewusteloos rond met sluiers over hun hoofd) beoordeelt, als zijnde niet-bedreigend voor zijn macht en invloed, omdat hun Ik overdag, en dus ook niet 's nachts, écht wakker is. Hij kan ze daarom vanalles inprenten:

Ahriman: "Zij zijn allen als zielen op deze plaats en hebben geen bewustzijn van zichzelf op dit moment, waarop zij thuis in diepe slaap te vinden zijn. Maar hier komt duidelijk te voorschijn wat in de zielen leeft en wat zij zelf zich nauwelijks tot bewustzijn brengen, als zij wakker zijn. Zij kunnen onze woorden ook niet horen."

In het eerste mysteriedrama 'De poort van de Inwijding', 4de tafereel, hebben de wetenschappers Strader en Capesius een ontmoeting met de geest der elementen die hen over de geestelijke waarheid onderricht.

De reactie van de wetenschappers daarop luidt: "Zo zou voor het gebied der eeuwigheid, een dwaze waan slechts zijn wat voor de beste onderzoeker als waarheid geldt. (De elementen reageren daar op met bliksem en donder.)

De elementengeest zegt dan: Ja, een dwaze waan, zolang verstand slechts het gebied onderzoekt dat vreemd is aan de geest."

Wanneer wij dit weten, en beseffen, zullen we anders willen leven, zullen we ook willen leren waken en zo misschien de draden van het lot, die ons over dag verstrikken en als spinrag inspinnen, langzaam kunnen ontwarren. Maar we verslapen de geestelijke geheimen van de dag en de nacht, door onze waan, in onze eenzijdige geconcentreerdheid op de zintuiglijke wereld van de dagelijkse dag.

Betovering en Verlossing

De jongste prins is wakker gebleven en ziet hoe de duif de vruchten van de nacht wegdraagt. Hij volgt hem naar een hoge berg, waar hij in een rotsspleet verdwijnt.

Hoge berg met rotsspleet. Ons hoofd misschien?

Hij ziet het grauwe mannetje en spreekt er zijn zegen over uit.

Wie is het klein grauw mannetje? Een elementenwezen? Gnoom? Aardmannetje? Hersenmannetje? (grauwe hersenen) Dubbelganger? Drempelwachter?

Voor hen die hem serieus nemen, hem zien staan en hem groeten en zegenen antwoord het grauwe mannetje: "God heeft mij gezegend op dit ogenblik, door de woorden van jou, want jouw woorden hebben mij verlost.' En hij wijst hem de weg.

Elementenwezens zijn verbannen in de materie. Zij vormen een brug tussen hemel en aarde. Zij zijn gevallen engelen uit de derde hierarchie (Archea). Dwergen moeten sinds de zondeval in de materie als arbeidertjes in de natuur zorgen dat deze groeit en bloeit, maar zij willen door mensen die hen naar waarde schatten verlost worden, zij willen terug in de Geest met een minder materiële opgave. Dat kan pas als de aarde vergeestelijkt wordt tot in een volgend (Jupiter) bestaan, d.w.z. wanneer de materiële aarde minder aards wordt en meer een etherisch lichaam.

Dankzij de opstanding van Christus, die de aarde materie vergeestelijkt heeft met het Christus-Ik, kan de mens vanuit zijn daarmee verbonden eigen Zijn, zijn voelen, denken en willen (de drie broers) in vrijheid omwerken en het Christus-Ik volgen en door eigen ontwaakt bewustzijn de elementenwezens verlossen, d.w.z. naar een hoger geestelijke bestaansvorm brengen.

Trede voor trede moet de mens (sprookjesheld) daarvoor afdalen in de materie en in de onbewuste gebieden. Helemaal onderaan vindt hij de verstrikte duif, verstrikt in grauwe verstandelijke hersenspinsels. Vele duiven zijn in de tijd waarin wij leven verward geraakt doordat onze gedachten niet meer spiritueel en levend, maar alleen op de dode stof gericht zijn.

R. Steiner zegt hierover: "Es handle sich gar nicht um solche, die die innere Erfahrung nicht erlangen können, sondern um solche, die sich durch ein Netz von allerlei logischen Gespinsten den Zugang zu ihr verrammeln." Uit: -Die Mystiek (Einführung)

Maar als de duif hem ziet, kan zij zich uit de verstrikking bevrijden, omdat hij zelf nu de verloste duif (de Heilige geest) in zijn eigen ziel beleeft en daarmee de prinses, de koningsdochter. In de jonkvrouwelijke gestalte, de koningsdochter, openbaart zich namelijk de herinnering van de mens aan zijn kosmische oorsprong, aan zijn kosmische IK. Zij neemt hem mee naar haar rijk en hij wordt koning van 'het koninkrijk van het ware Ik'.

In het vierde mysteriedrama, 'Het ontwaken van de zielen', hoort de kunstenaar Johannes (in zijn innerlijk gedachten) Maria (zijn hogere zelf) tegen hem zeggen: "Zoek mij nimmer in het schaduwrijk, waar afgestorven zielenleven door list uit waan een vluchtig leven krijgt en droombegoocheling de geest omspint." (Met hersenspinsel dus.)

In alle sprookjes is de verlossing en de verbinding met de koningsdochter het werkelijke doel van de reis, en van de beproevingen. De prinses is de zonneziel, koningdochter van het gouden dak (hoofd).

Zij kan betoverd zijn in een kikker, op een hoge glazen berg verbannen zijn, in een diepe grot verstrikt zijn in spinnenwebben (gedachtedraden), op een eiland gevangen gehouden worden door een draak, of in een toren opgesloten als Raponsje.

Zij moet (kan) als ziel door de mens vanuit de bewustzijnsziel die zich met de geest verbonden heeft (jongste koningszoon), verlost worden, d.w.z. naar haar eigen kosmische rijk teruggebracht worden.

Dit is alleen mogelijk door Christus, die zijn Geest aan de aarde gaf en daarmee aan de mensen, die door de Geest kunnen ontwaken en zich verder ontwikkelen.

R. Steiner noemt (zoals het al in de middeleeuwen heette) het gereinigde astraal(gevoels)lichaam het Geestzelf, of Jonkvrouw Sofia. Maar ook wordt in het Evangelie van Johannes de Heilige Geest zelf Jonkvrouw Sofia genoemd, (de gemetamorfoseerde duif) Sofia, of Vrouwe Wijsheid.

Met Jonkvrouw Sofia, (de gereinigde mensenziel) kan het tot kosmische hoogte ontwikkelde mensen-ik zich verbinden. In sprookjestaal: De domoor (in werkelijkheid geen domoor meer) verbindt zich met De Heilige Geest, de duif. In de Christelijke esotheriek heet het kosmische Ik: de Heilige Geest (beeld van de duif).

Koningsdochter, Sofia, de duif, de Heilige Geest, het Geestzelf, en het kosmische ik worden in het bewustzijn allen één. Op een andere wijze wordt dit in het Johannesevangelie als beeld gegeven; wanneer Maria met Pinksteren te midden van de twaalf apostelen staat, die allen de Heilige geest ontvangen, wat uitgebeeld is door het neerdalen van de witte duif: ook daar wordt Maria 'Jonkvrouw Sofia' genoemd.

De kosmische Sofia is de begeleidster van de mens door de diepten van de aarde en de ontwikkeling van de mensheid heen.

Van theosofia ontwikkelt zij zich door de filosofia naar de Antroposofia. In de Antroposofie verbindt het bewustzijn van de mens (de Antropos) zich met de Sofia, en wordt zo tot Antroposofie. Dat betekent niet wijsheid van de mens, maar een bewustzijn hebben van het mens zijn. R. Steiner zegt ons: "Niet 'wijsheid van de mens' is de juiste interpretatie van het woord 'Antroposofie', maar 'bewustzijn van het mens zijn als deel van de mensheid'.

Dat betekent:De wil richting geven, inzicht ontwikkelen in levenservaringen, het meeleven met de tijdsgebeurtenissen, en de ziel een bewustzijnsrichting geven naar een nieuwe wijsheid.

Dit sprookje geeft een beeld van de in het bewustzijn geïntegreerde Drie-eenheid: De Vader, (de koning), de Zoon (de 3 zonen) en de Heilige geest (de duif).

De Rozenkruiserspreuk luidt:

Ex Deo Nascimur-In Christo morimur-per Spiritum revivicimus.

(Uit God zijn wij geboren-in Christus sterven wij-door de Heilige Geest herleven wij.)

Literatuur

  • R. Steiner, Wereldgeschiedenis in het licht van de Antroposofie- 9de voordracht 1 Januari 1924)
  • R Steiner, Menschenwesen- Menschenschicksal- und Weltentwickelung GA 126
  • Audrey E.McAllen, Sleep - an unobserved element in education
  • Alexandra Röhl, Geflügelte über uns

© Het Zonnejaar 1980 - 2024