menu

De wereld van de engelen-hiërarchieën

Fusien van den Ent 

Prokofïeff ging op zoek naar de aard en het wezen van Sophia in de literatuur -Solowjeff, Florenskij en Bulgakow en Salomo- en bij Steiner. Rudolf Steiner schrijft over een godin EA in de Babylonische mysteriën en over de rol van de Geesten van de Wijsheid en de aartsengelen in de "oude Zon-ontwikkeling". Daaruit concludeert Prokofïeff dat de hemelse Sophia een wezen is dat bestaat uit de individuele wezens van de 2e en 3e hierarchie, die in haar een hoger gemeenschappelijk bewustzijn vormen.

Wat zijn hiërarchieën? Wat doen ze? Wat gebeurt er in de wereld van de hiërarchieën?

De engel van de dag, kloosterkerk Roemenië

Alles in de wereld, alles in het universum heeft zich ontwikkeld en blijft zich ontwikkelen. Neem ons eigen zonnestelsel: ook onze aarde maakt een evolutieproces door met 7 verschillende incarnaties, geleid door de kosmische hiërarchieën. Deze planetaire fasen worden aangeduid door de planeten-namen, maar tussen de planetaire fasen en de huidige hemellichamen bestaat alleen een indirect verband.

Ons zonnestelsel begon als "oude Saturnus", die werd omgevormd tot "oude Zon", deze weer tot "oude Maan", dan ontstaat onze huidige aarde (met de huidige zon en haar planeten) en in de toekomst zal er nog een "Jupiter-fase", een "Venus-fase"en een "Vulcanus-fase" komen. Dan zijn alle wezens weer vergeestelijkt; Vulcanus is tot "boven-Zon" geworden met de rijpheid zich te kunnen offeren, dat is oplossen en het eigen wezen uitstralen. Omdat de Tronen al zeven vergelijkbare ontwikkelingsfasen in een zonnestelsel hadden doorgemaakt, konden zij in de Saturnusfase hun eigen substantie offeren, die de warmtesubstantie van de oude Saturnus werd. De Kyriotètes konden dat in hun oude Saturnus-fase nog niet, maar in de volgende fase -de Zonne-fase- wel: dan laten zij hun levende wijsheid uitstromen.

De hoogste goddelijkheid is de Triniteit, de drievoudige goddelijkheid: Vader-Zoon-Heilige Geest. Daaraan ontspruiten de plannen van elk nieuw planetenstelsel.

De eerste hiërarchie: de Serafijnen, de Cherubijnen en de Tronen "genieten de onmiddellijke aanblik Gods", want zij staan direct om God heen. Zij hebben hun ontwikkeling als zonnestelsel doorgemaakt en zijn opgestegen tot de grote kosmische offerdienst. Wat zij doen, volbrengen zij vanuit hun Gods-aanschouwen. Ze kunnen niet anders doen dan direct tot uitvoering brengen wat God opdraagt, want zij voltrekken het goddelijke. Zij worden samen ook Krachtgeesten genoemd: met elkaar vormen zij een krachtveld, waarin de schepping nog altijd plaatsvindt. De Vader-God werkt door deze eerste hiëarchie.

Twee Serafijnen

1. De Serafijnen: de Geesten van de alomvattende Liefde

zijn de hoogst-ontwikkelde wezens van de le hiërarchie. Zij zijn in directe nabijheid van de hoogste goddelijkheid: de Triniteit. Zij kunnen direct het scheppingslicht van de Triniteit in hun wezen opnemen en het indirect aan de lagere hiëarchieën ter beschikking stellen (zodat het niet te sterk werkt). Voortdurend houden ze rekening met het doel van de schepping: dat vrijheid ontwikkeld moet kunnen worden. Liefdevol met gloeiende geestdrift zien ze toe hoe hieraan gewerkt wordt.

Cherubijn 1220-1300, San Marco Venetië

2. De Cherubijnen: de Geesten van de Harmonie dragen in hun wezen de hele schepping vanaf het begin.

In de zonne-fase verschijnen zij uit vier richtingen in gedaanten van gevleugelde leeuw, gevleugelde adelaar, gevleugelde stier en gevleugelde mens: vier soorten Cherubijnen met links en rechts een begeleider: dit zijn de twaalf krachtendie tot het rijk van de Cherubijnen behoren. De twaalf Cherubijnen-gestalten in een kring rondom de zon werken dus uit twaalf richtingen. Later werd dat de dierenriem genoemd. Zij werken vanuit deze twaalfheid en brengen in de schepping een oer-orde aan in wisselwerking met de andere wezens.

3. De Tronen zijn de Geesten van de Wil. Bij het begin van de schepping offeren zijn hun wil. Wat betekent dat? Wil is een vermogen om iets te doen. De Tronen offeren hun wil: zij doen, maar wat en hóe en wannéér zij het doen (=de vormgeving) laten zij over aan de lagere wezens, die zelf nog niet het ontwikkelingsniveau hebben bereikt om het te kunnen doen, maar het al wel kunnen denken, (vorm). De Tronen voeren het uit en blijven verantwoordelijk. Door hun offer dragen de Tronen de schepping.

De tweede hiërarchie:

de Kyriotètes = Geesten van de Wijsheid

de Dunameis = Geesten van de Beweging

de Exousiai = Geesten van de Vorm

Zij zien God niet meer direct in zijn gestalte, maar in zijn openbaringen. Ook zij geven direct gevolg aan Gods openbaringen: het is ook voor hen onmogelijk om neen te zeggen: zij kunnen niets doen wat God niet wil. Zij werken in de zonne-sfeer, geven leven, beweging en vorm aan de schepping. Zij zijn de Licht-geesten, verbonden met de Christus, de Zoon.

1. De Kyriotètes. Heerschappijen. Wereldleiders. Geesten van de Wijsheid

schenken in de Zonne-fase het etherlichaam = leven aan de mensenkiem. In de Saturnus-fase waren zij nog niet ver genoeg ontwikkeld om uit hun eigen wezen te schenken. De Geesten van de Wijsheid schenken leven, werken in de ether-sfeer; die sfeer kunnen we beleven in de plantenwereld. Wijsheid en leven heeft te maken met weven tussen wezens, relaties leggen, gesprekken, verbindingen leggen, uitwisselen. De plantenwereld groeit en leeft van de aarde naar de hemel; krijgt licht en warmte uit de hemel en schenkt terug als rijkdom aan bloemenkleuren en -geuren aan vruchten enz.

Deze hiërarchie openbaart al het etherische: schenkend: schenkende deugd.

2. De Dynameis = Krachten = Virtutes = Geesten van de Beweging schenken in de Maan-fase het astraallichaam aan de wordende mens. Het zijn wezens die leven in gemoedskrachten: zij kunnen innerlijk mee-leven en mee-lijden. Zij hebben dat geoefend in de Saturnus-fase en in de Zonne-fase, en kunnen in de Maan-fase zo bewogen reageren dat zij planeten in beweging kunnen brengen als Geesten van de Omloopstijden. Zij brengen dan ritmische beweging in de kosmos, zij scheppen de natuurritmen en de innerlijke ritmen. Onze ziel kreeg van hen de mogelijkheid om mee te leven, dit wil zeggen mee te beleven met wat een ander beweegt (je kan dat zien in heel kleine kinderen als ze een ander kind verdriet zien hebben).

De Dynameis beoefenen in hoogste zin het mede-lijden

3. De Exousiai = Elohim = Machten = Openbaarders - Geesten van de Vorm.

De laagste klasse van de wezens van de tweede hiërarchie; vier stappen hoger dan de mens. Als geesten van de vorm hebben ze de taak om alles wat aan vluchtige gestalten en bewegingen is ontstaan vast te leggen in blijvende vormen.

Zij zijn "in-stand-houders".

De Exousiai leiden de mensheid van de ene planetaire fase naar de volgende. Zij gaven in de Saturnus-fase de vorm voor het fysieke lichaam, in de Zonne-fase de vorm voor het etherlichaam, in de Maan-fase de vorm voor het astraalli-chaam van de wordende mens en in de Aarde-fase de IK-kiem (die wij werkend ontwikkelen).

De derde hiërarchie: Archai, Archangeloi en Angeloi.

Zij zijn de zielegeesten, zij werken in de mens in het denken, voelen en willen. Ze staan dicht bij de mens. Ze maakten in de Saturnus-, Zonne- en Maan-fase hun eigen ontwikkeling door, werkend in en aan het fysieke mensenlichaam, het etherisch en het astrale mensenlichaam. Door de derde hiërarchie werkt de Heilige Geest.

1. De Archai = Oerbeginnen = Overheden = Oerkrachten = Geesten van de Persoonlijkheid zijn tijdgeesten: leiders van de grote cultuurperioden (2160 jaar) in de na-atlantische tijd: de Indische, Perzische, Babylonisch/Egyptische, Grieks-Romeinse, onze tijd, die gelden voor de hele mensheid.

Zij maakten hun mens-stadium door in de Saturnus-fase; ze zijn dus drie fasen verder ontwikkeld dan wij mensen. Wat betekent mens worden? Tot ik-bewustzijn komen. De Archai deden dat in volkomen andere omstandigheden dan wij het nu doen: er was in de Saturnus-fase alleen warmte.

2. De Archangeloi = Aartsengelen = Vuurgeesten zijn volksgeesten: zij verbinden zich met groepen mensen.

De aartsengelen Michael, Gabriel, Rafael en Uriel ervaren we in de seizoenen. De aartsengelen Michael, Oriphiel, Amael, Zacharael, Rafael, Samuel en Gabriel werken in kleinere periodes van 365 jaar (zo is het nu Michaeltijd). De aartsengelen maakten hun mens-stadium door in de Zonne-fase: zij staan dus twee fasen hoger dan de mens. In de Zonne-fase werkten ze samen met de Geesten van de Wijsheid; de aartsengelen schiepen toen het licht.

3. De Angeloi = Engelen - Gezanten - Boden = Zonen van het Leven staan het dichtst bij de mens: als beschermengel waakt hij over onze individualiteit, bewaart de herinnering aan vorige incarnaties: dus bewaart de draad door alle levens, en hij zorgt er voor dat wij onze lotsbestemming vinden. De engelen zijn de boden, de boodschappers van de geestelijke wereld naar de mens. De engelen maakten hun mens-stadium door in de Maan-fase. Zij staan één fase hoger dan de mens.

Ontwikkeling van mens en wereld

Het Johannes-Evangelie begint met: "In den beginne was het Woord".

Rudolf Steiner heeft verteld dat, voordat er iets begon in de hiërarchische wereld, in de Triniteit het plan is ontstaan voor een nieuwe schepping met als doel een 10e hiërarchie tot leven te brengen, die in zich het Christus-wezen dragen kan. Dit is dus een hiërarchie van vrijheid en liefde.

Hiërarchiën kennen liefde voor het hogere en hun opdracht. De hele schepping is doortrokken van de liefdevolle toewijding van alle wezens.

Maar vrijheid kennen zij niet. In de geestelijke wereld dragen de wezens elkaar; daarbij word je dus ook gedragen door de wil en intenties van de anderen. Om vrijheid te laten ontstaan, is een geestelijke ruimte nodig zonder invloeden van buitenaf. Dit betekent dat er niet alleen een nieuwe hiërarchie ontwikkeld moet worden, maar dat er óók in de geestelijke wereld zelf met andere, nieuwe factoren rekening gehouden moet worden. Hoe meer je over dit project denkt, des te meer besef je wat een ontzaggelijk aangrijpend waagstuk deze onderneming is! Te meer omdat gezien het vrij mogen kiezen van de mens de afloop onzeker is.

De hele ontwikkeling van deze wereld en alle wezens daarin draait om de ontwikkeling van de 10e hiërarchie. De plaats waarin de kosmos zich verder ontwikkelen kan, is jn de mens: een onvolmaakt, voor de vrijheid bestemd wezen. Daarin werkten alle hiërarchieën: eerst om een fysiek lichaam, een levenslichaam en een ziele-lichaam te ontwikkelen waarin een wezen werkelijk die 10e hiërarchie kan worden; wanneer dat wezen: de wordende mens in de aarde-fase zijn ik-kiem krijgt, kan hij langzamerhand zelf mee (of tegen) gaan werken om 10e hiërarchie te worden. Met de hiërarchieën -dus ook met de hemelse Sophia- begeleidt Christus dit hele proces (zie in het adventsboekje: "advent" over de vier offers van de paradijsziel en Christus om de mens te redden).

Hoe gaat de ontwikkeling?

In het begin van de schepping is er niets, niets wat je zintuigelijk waar kan nemen: er is geen vaste grond, geen water, geen lucht, ook geen ruimte en geen tijd. Er is een ruimteloze eeuwigheid waarin geestelijke wezens zijn. Deze wezens gaan werken aan de ontwikkeling van een nieuw wezen en aan een nieuwe wereld, waarin dat wezen worden kan. In de ontwikkeling van die wereld onderscheidt Rudolf Steiner zeven grote planetaire fasen, die elk in zeven era's te verdelen zijn en daarin weer telkens 7 cultuurperiodes (zie het schema). De planetaire fasen zijn genoemd naar de planeten.

De evolutie van de mensheid in schema


Uit: Wijnand Mees, Het raadsel van de sfinx

Tussen de planetaire fasen zijn rustperioden (pralaya), waarin alles wat is ontstaan vergeestelijkt wordt en in hoger sferen wordt opgenomen en verwerkt. In de volgende fase wordt de afgelopen fase herhaald in verwerkte vorm, waarna de nieuwe fase begint.

De Saturnus-fase

In het oerbegin was het scheppende Woordwezen en het Woordwezen was bij God

(Johannes-Evangelie, vert. Ogilvie) De eerste hiërarchie, de Serafijnen, Cherubijnen en Tronen beginnen een wezen te scheppen dat in zichzelf het Christuswezen vanuit vrijheid liefdevol kan dragen. Zij doen dat overleggend, weer denkend, besprekend om een plan uit te werken, om alle doelen en ideeën uitvoerbaar te maken: Wat is er nodig om werkelijk vrij en liefdevol te kunnen leven? Wanneer ze het plan vernomen en opgenomen hebben, beginnen de Serafijnen: zij sluiten zich aanéén om al te sterk verblindend licht uit hoger gebieden tegen te houden en houden ook hun eigen vermogens terug, waardoor er een geestelijke ruimte kan ontstaan, waarin zich iets heel nieuws kan ontwikkelen. De Serafijnen zien toe met gloeiende geestdrift: "Wat doen ze daar!"

De Tronen zijn in staat hun eigen wil te offeren. De Cherubijnen (Geesten van de Harmonie) ontvangen dat offer in hun wezen. De hele Saturnus-ontwikkeling is iets geestelijks. Je kunt het opvatten als een gesprek dat alle hiërarchieën samen voeren in het wezen van de Cherubijnen. De hele mensheidsschepping wordt gedragen in het wezen van de Cherubijnen, in de twaalfheid (terug te vinden in de dierenriem).

In de Saturnus-fase schenken de Tronen de substantie voor het fysieke lichaam van de mens. Daarna helpen zij de lagere hiërarchieën om hun gaven toe te voegen in de aanleg van het fysieke lichaam. De Archai maken hun mens-sradium door.

Rudolf Steiner heeft in vijf voordrachten, die vertaald zijn als "In de schoot der Goden", beelden gegeven om ons te laten beleven wat de essentie is van de Saturnus-fase, de Zonne-fase, de Maan-fase en onze huidige Aarde-fase: Hoe zou je je voelen in die Saturnus-fase: in het niets, zonder ruimte, zonder tijd? Het is leeg… angst… misschien zou je merken dat je je bevindt in een zee van moed, met wezens die bestaan uit moed: de Geesten van de Wil. En dan vind je ook wezens die glanzen van oerwijsheid, die Cherubijnen zijn. En je zou voelen hoe er iets gebeurt tussen de Geesten van de Wil (de Tronen) en de Cherubijnen - je zou je bewust worden dat de Tronen hun eigen wezen offeren aan de Cherubijnen.

Door dat offer wordt de tijd geboren; niet onze abstracte tijd, maar zelfstandige wezens: de Archai, de Oerbeginnen zijn geboren. Bovendien ontstaat door het offer van de Tronen warmte: achter iedere warmte-ontwikkeling staat een offer. Zie dit offer niet als een klein gevoel, maar gedaan vanuit kracht, vanuit bewustzijn dat ze iets waardevols kunnen offeren met een gevoel van gelukzaligheid. Daaruit ontstaat zielewarmte, innerlijke warmte. Dus: de Tronen, in deze offervaardigheid vanuit moed en kracht, knielen voor de Cherubijnen en zenden het offer naar hen omhoog in golvende, opvlammende warmte, die opstijgt naar de gevleugelde Cherubijnen. En uitgaande van dit offer ontstaan de Archai, de Geesten van de tijd, als kinderen van de Tronen en de Cherubijnen.

De Zonne-fase

In de Zonne-fase schenken de Geesten van de Wijsheid het ether-lichaam (levens-lichaam) aan de mens. De aartsengelen maken hun mens-stadium door.

In "Uit de Schoot der Goden" geeft Rudolf Steiner voor de Zonne-fase onder meer dit beeld: stel je voor dat in het middelpunt van een bol de herhaling van de Saturnus-fase plaats vindt: we zien de Tronen knielend hun eigen wezen offeren aan de Cherubijnen (gevleugelde wezens). Daar komt een rei van Geesten van de Wijsheid bij; zij verzinken in de aanblik van het offer: dat roept een stemming op van 'er in opgaan', van 'zichzelf vergeten' bij het aanschouwen en zo worden zij er toe gebracht om uit te stralen wat hun eigen wezen is: stromende, vloeiende wijsheid als schenkende deugd.

En zo wordt de gloed, de warmte in het offer gemetamorfoseerd door de aandachtige overgave van de Geesten van de Wijsheid tot lucht, die van de offerdaad opstijgt, zoals offerrook, die zich naar alle kanten uitbreidt, zich tenslotte samenbalt tot wolken en uit die wolken de gestalten van aartsengelen laat ontstaan, die vanuit de omtrek het geschenk van de Geesten der Wijsheid als licht terugstralen. Zo zijn de aartsengelen de scheppers van licht. De aartsengelen -in de periferie- ontvangen iets, wat op een eerder tijdstip door de Geesten van de Wijsheid geschonken is via de Archai (de tijd). De aartsengelen nemen dat aan en stralen het op een later tijdstip terug als licht naar de geesten van de Wijsheid in het centrum.

De Geesten van de Wijsheid stralen hun wezen uit vanuit hun innerlijk en ontvangen het van buitenaf terug als licht. Zo ontstaat ruimte, maar nu nog als binnen (innerlijk) en buiten (uiterlijk): nog niet als links-rechts of boven-beneden. Dit zonne-proces: het schenken door de Geesten van de Wijsheid, wat in de tijd, in de Archai, wordt vastgehouden en dan doorgegeven aan de aartsengelen, die het dus op een later tijdstip terugstralen, dit proces kunnen we als "zonne-wetmatigheid" terugvinden in onze aarde-fase in de ontwikkeling van het filosofische denken. In de ; filosofie kan je zien dat iets -een wezen- zich ontwikkelt en geleidelijk dezelfde wezensdelen *) vori

mens doet dat in perioden van zeven jaar, in de filosofie duurt een periode 700-900 jaar: volgens andere wetten dan de aardse wetten: volgens zonne-wetten. Op de "oude Zon" werd levende wijsheid geschonken en na enige tijd terugge-straald als licht. In de filosofie wordt de wijsheid van de levende, wordende mensheid overdacht en met gedachtengan-gen en beelden verhelderd neergezet: "zo zie ik als filosoof dat het is". In de "Ratsel der Philosophie" concludeert Rudolf Steiner dat in onze tijd van de bewustzijnsziel de filosofie op een dood punt komt, niet verder komt en decadent wordt als men niet door kan breken naar de geest: de filosofie moet door gaan dringen in (of geïnspireerd worden door) het gebied van de geestzelf.

Daar kunnen de Mensen-Sofia en en Michael en Christus helpen.

*) met wezensdelen wordt bedoeld: fysiek lichaam, etherlichaam, astraal lichaam, Ik, gewaarwordingsziel, verstands-gemoedsziel, bewustzijnsziel en geestzelf, levensgeest, geestmens; zie schema

De Maan-fase

Naast het warmte-element en het lucht-element ontstaat het water-element: het wordt steeds dichter. De planeet wordt ook kleiner: Saturnus was zo groot als de baan van de huidige Saturnus; de Zon was zo groot als de baan van Jupiter; de maan werd begrensd door de baan van Mars.

Tijdens de Maan-fase laten de Dynameis het Astraal-lichaam (ziele-lichaam) uitstromen in de mens. Daardoor kan een mens mee-voelen, mee-lijden, mee-leven met wezens buiten de mens: de mens kan innerlijk meebewegen en hij kreeg deze gave van de Geesten van de Beweging: De Dynameis (=Krachten, in het Nederlands) Dit kunnen mee-beleven is belangrijk, want ter wille van de vrijheids-ontwikkeling komt de mens in een lichaam te leven, gescheiden van de wereld om hem heen. Dat is omdat hij anders geen zelfbewustzijn kan ontwikkelen. Voor dat zelfde zorgden de Serafijnen bij het begin van de Saturnusontwikkeling door een afgeschermde geestelijke ruimte te vormen.

Om vrij te kunnen zijn, moet je kunnen kiezen. In een wereld waarin het vanzelfsprekend is dat je de stroom van de gebeurtenissen volgt omdat het zo besloten is door de Hoge Goede God, is er niets te kiezen. Zo is te begrijpen waarom al in de Saturnus-fase een aantal Cherubijnen de aanwijzing kregen het offer van de Tronen niet aan te nemen en zich buiten de schepping te begeven; dat betekent ook buiten de ontwikkeling (ook de eigen!) en buiten de tijd: vanuit de eeuwigheid aanschouwen zij de schepping…

Dat een aantal Cherubijnen afziet van het offer van de Tronen heeft tot gevolg dat er offersubstantie is, los van de krachten die haar anders hadden opgenomen. Andere wezens, in ontwikkeling achtergebleven, maken zich meester van de niet aangenomen offersubstantie. Zij worden hierdoor zelfstandige wezens. Deze offersubstantie, deze wil-substantie, kan dan niet bij de hogere wezens komen, waarheen het gewild had. Er ontstaat gemis, verlangen. En het 'niet kunnen' geeft een afgesloten gevoel, in jezelf; het geeft zelfgevoel en dat wordt egoïsme.

De Geesten van de Beweging nemen het uitgesloten zijn waar en willen helpen. Zij bewegen de afgescheiden wezens om de wezens heen, met wie zij zich hadden willen verbinden, en zo krijgen de afgescheiden wezens beelden van de hogere wezens. Dit wordt wat in de "Wetenschap der Geheimen der Ziel" zó verteld: de oude Maan scheidt zich af van een hoger deel, de Zon: waardoor een maan, met dichtere substantie en lager ontwikkelde wezens, gaat draaien om de zon, die ijler is en hoger ontwikkelde wezens heeft.

De engel met de molensteen, Bamberger Apocalyps

De Aarde-fase

Nu komt het aarde-element erbij, en de mens krijgt de kiem voor het Ik van de Geesten van de Vorm, de Exousiai. In deze fase ontwikkelt de mens met hulp van de hiërarchieën zijn Ik, door te werken in de drie omhullingen en door het ontwikkelen van de gewaarwordingsziel, de verstands-gemoedsziel en de bewustzijnsziel. Eerst beleeft de mens de geestelijke wereld nog met de engelen en de aartsengelen, maar in 3000 vóór Christus begint het Kaliyuga: de duistere tijd: dan nemen de helderziende vermogens af en gaat de mens steeds meer op aarde leven, steeds meer waarnemen en begint daarover te denken. Maar daardoor wordt de mens steeds meer afgesneden van de geestelijke wereld, afgesneden van zijn oorsprong. In "Uit de Schoot der Goden" wordt als meest kenmerkende van de Aarde-fase gegeven deze "vervreemding, dit afgesnoerd zijn van de eigenlijke zin en van zijn eigenlijke kosmische doel." Je gevoel zegt je dat er iets is losgerukt uit het algemene wereldproces. Eigenlijk is dat de dood.

Hoe komt het dat we zo vervreemd raken van de geestelijke wereld? Achtergebleven engelen, aartsengelen en andere wezens uit de hogere hiërarchieën werden krachten, die obstakels op de weg leggen, die voor weerstanden zorgen. Door weerstanden te overwinnen, word je sterk. Het mensen-ik wordt sterker door tegen de weerstand in te gaan. Dus in principe is het goed dat er tegenstanders werken, maar langzamerhand worden zij -Lucifer en Ahriman- steeds sterker. Zij krijgen meer invloed op de mens, vooral nu in de bewustzijnszieletijd de hiërarchieën zich terugtrekken, omdat de mens het nu zelf moet gaan doen. Hoe? Rudolf Steiner maakte een beeld, dat de mensheidsrepresentant genoemd wordt: een mens tussen Lucifer en Ahriman, die Lucifer en Ahriman naar hun eigen plaast verwijst, waardoor er ruimte komt om mens te zijn. Eigenlijk zijn wij zo op weg: bewust wordend van wat er eigenlijk aan de hand is, balancerend tussen te veel hoogmoed of te veel angst 't niet te kunnen.

Bij deze voortdurende strijd om mens te worden, moetje tussen Lucifer en Ahriman door licht blijven zien: weten dat er morele gronden zijn, dat het Goede bestaat en Schoonheid en Waarheid.

Want:

  • als warmte is de offergloed van de Geesten van de Wil
  • en lucht is schenkende deugd van de Geesten van de Wijsheid
  • en water is de resignatie, ontzegging van Cherubijnen
  • en aarde is het afgesnoerd zijn van de zin van het bestaan waaruit de weg van de opstanding door Christus is gegeven, …

dan krijg je een wereldbeeld waarin makrokosmische, morele kwaliteiten de grondslag leggen voor het ontstaan van wezens en werelden.

Dat is werk van de mensen-Sofia

Dit vind je ook in:

  • "Uit de Schoot der Goden" van Rudolf Steiner (Vrij Geestesleven)
  • De zeer leesbare vertaling (WV-A3, Vrij Geestesleven) van "Kosmische Hiërarchieën" van Rudolf Steiner (GA 110)
  • "De twee Stromen in de Grondsteen Spreuk", Frank Wijnbergh
  • In "Wetenschap der Geheimen der Ziel" van Rudolf Steiner geeft hij een uitgebreide beschrijving van de wereldontwikkeling van de mens (GA 13; Vrij Geestesleven WV-A2)

In de aarde-fase vindt de ontwikkeling van het IK van de mens plaats: eerst met veel hulp van de Hërarchiëen, daarna steeds meer door het ik zelf, werkend in de lichamelijke omhullingen, waardoor de ziel ontwikkeld wordt: de gewaarwordingsziel, de verstands-gemoedsziel en in onze tijd de bewustzijnsziel. Daardoor 'groeit' het IK, het bewustzijn en dus de geestelijke mens.

© Het Zonnejaar 1980 - 2024