menu

De Volksgebruiken

Pinkstertijd  

Fusien van den Ent 

Oude testament

Het eerste Pinksterfeest viel in de tijd van het lentefeest van de landbouw in Kanaän, dat zeven weken duurde: een oogstfeest.

Eerst vond het feest der ongezuurde broden plaats aan het eind van de oogst van de gerst, als vroegste graan­oogst. De eerste schoof behoorde toe aan Jaweh, die opnieuw het bestaan gegarandeerd had; daarom was iedere vermenging met zuurdesem uit de oude oogst verboden. Later werden Pascha (het feest van de bevrijding uit Egypte) en het feest der on­gezuurde broden samengevoegd.

Het Wekenfeest sloot met de tarweoogst de zeven weken durende graanoogst af. Van deze tarwe werden twee gedesemde broden naar de tempel gebracht. Het Wekenfeest, ook Pinksteren genoemd, werd ook het feest der eerstelingen van de veldvruchten.

Het Wekenfeest is het feest van de Sinaïtische openbaring, én het is een bloemenfeest.

In die tijd viel het eerste christelijke Pinksterfeest. In de tijd van de oogstfeesten. Wat we oogsten krijgen we, maar we moeten er zelf wat mee doen, broden bakken of…

Germanen

In de voorchristelijke tijd werden in noord Europa in de Germaanse cultuur belangrijke cultische feesten gevierd: in het najaar, met midwinter (Jul) en in de lente. Wodan (Odin), Donar, Baldur, Freir en Freya, en Nerthus heersten over leven en dood, gaven ook vruchtbaarheid aan de akker.

Tijdens de feesten werden offers gebracht, ommegangen gehouden met zang en dans, en vonden inwij­dingen plaats; in de lente werden knapen deelgenoot van de stam (zoals later in de Middeleeuwen knapen tot ridder geslagen werden met Pinksteren in een initiatierite en de ambachtsleerlingen tot gezel van een gilde werden ingewijd).

De mens beleefde nog dagelijks zijn verbinding met bovenzinnelijke krachten. Men hoopte dat de dode voorvaderen in de onderwereld hun nazaten met vrucht­bare akkers zouden zegenen; de planten halen met hun wortels de vruchtbaarheid van onder de oppervlakte der aarde, een gebied dat men met de onderwereld ver­eenzelvigde.

De bewoners van de onderwereld hadden de beschikking over alle krachten, die in die wereld bestonden, dus ook over de vruchtbaarheid. De doden die op aarde terugkwamen, deelnemend aan het rondtrekkende dodenheir, (de schare van Wodan), bezaten hetzelfde vermogen: wanneer zij rondrazen over de akkers brengen ze vruchtbaarheid. Aan dat geraas kun je denken bij de herrie van 'luilak'.

Vruchtbaarheid, groeikracht, werd beleefd als genade, als iets waar je heel dankbaar voor was: je leven hing ervan af! Daarom hielden de mannen ommegangen, en bracht men offers.

Daarmee in verband staat ook de brooduitdeling aan de ar­men, die in Twente en de achterhoek plaatsvond. Sinds eeuwen kwamen de armen van Ootmarsum jaarlijks op Pinkstermaandag samen op de Ageler Es, het 'Boaken', waar dan de rogge in bloei staat. Daar brachten de boeren van de boerschappen Groot en Klein Agelo elk een zwaar roggebrood van 24 a 28 pond, dat zij gestoken aan een stok op de schouder aandroegen. Een van de oudste boeren was de leider. Als er niemand meer werd verwacht en alle broden op het gras lagen, knielden allen neer om Gods zegen op de oogst af te bidden.

Daarna telde men de liefhebbers; alle aanwezigen telden mee, ook de zuigelingen. Wie niet meer naar de Es kon komen kwam niet meer in aanmerking. Daarna werden de broden verdeeld en knielden de aanwezigen nogmaals temidden van de korenvelden neer. De boeren waren er vast van overtuigd dat hun liefdadig­heid zegen zou brengen aan de te velde staande oogst en het 'vervriezen en verhagelen' ervan zou voorkomen. Sinds mensenheugenis moet de rogge op de Ageler Es nooit bevroren zijn.

Luilak

Luilak is de zaterdag voor Pinksteren, Degene die dan het langst slaapt is de luilak. Oorspronkelijk was dat de nieuwe mysterie ingewijde, die door de pries­ters in een doodsslaap was gebracht en daaruit na drieëneenhalve dag was ge­wekt en daardoor helderziende was geworden. Hij moet trakteren! Luilak is het best bekend in Noord Holland, vooral aan de Zaan, waar met 'looielak' het huis geheel moet zijn schoongemaakt.

Al een week van te voren beginnen de jongens proefritten op hun 'korries', zelfgemaakte lage karretjes. Op luilakmorgen is de korrie beladen met groene takken en brandnetels en eraan hangt een lange sliert met blikken, deksels en emmers die op de keien een hels spektakel maken: zeer geschikt om alle langslapers te wekken. Overal waar men een langslaper vermoedt, wordt aan de bel gerukt en aan de deur een bos brandnetels ge­hangen onder het zingen van:

De looie lak de slaperige zak vanmorgen niet vroeg opgestaan je ken wel weer naar bed toe gaan!

En in Amsterdam zingt men:

Luilak, beddezak staat om negen ure op negen ure hallef tien dan kan men de luilak zien (of: nog is de luilak niet gezien)

Pinksterblom

Ieder huwbaar meisje is mei-bruid, maar met Pinksteren is er één Pinksterbruid of Pinksterblom. Heel vroeger werd de luilak de Pinksterblom. De Pinksterbruid is niet alleen de lentebruid, het symbool van de groeikracht der natuur, zij is vooral het beeld van de gesluierde Isis, de onzichtbare geest der aarde, de maagd die bevrucht wordt door de Heilige Geest.

Bloemen en groen waren de hoofdtooi van de Pinksterbruid en ook allerlei zilveren sieraden waren haar omgehangen. De burgerij stond het zilver hiervoor gaarne af, immers hoe rijker tooi, hoe vruchbaarder jaar! De Pinksterblom van Schermerhorn, die staande op een burrie door vier meisjes werd rondgedragen (opgeheven naar de hemel?) droeg twintig zilveren tuigen, tien zilveren bellen, drie knipbeugels en 25 barnstenen of bloedkoralen kettingen.

In Limburg onder anderen was de Pinksterbruid gesluierd. Kinderen trokken met haar langs de huizen en vroegen: "Wilt ge de Péngsterblom zeeën?" Dan schoven zij de sluier even ter zijde en kregen daarvoor een gift.

Het lied dat bij de ommegang van de Terschellinger Pinksterbruid gezongen werd: 'Hier is onze fiere Pinksterblom' staat elders in dit boekje. Varianten doen ons misschien het 'fiere' begrijpen: in Cuyk (NB) zong men 'vierge Pinksterblom, komt dat van het franse 'vierge', maagd?

De zegekrans om het hoofd is het beeld der 'Gloria', in het Nieuwe Testament het Latijnse woord voor 'verheerlijking, openbaring'. Zilveren bellen zuiveren de at­mosfeer: de duivel is voor dat gerinkel even bang als voor klokgelui.

'Recht' en ’krom’: mineralen, stoffen zonder leven, zijn recht en hoekig; leven­de wezens, planten, dieren en mensen, vertonen gebogen, kromme lijnen. Zo ging het woord 'recht' 'dood' betekenen en 'krom' 'leven'. De weg naar de geestloze helle-dood is breed en lijnrecht, het pad naar de hemel van de geest is krom en bochtig.

'De Pinksterblom moet voort', wilt u gedachten en daden geven aan de mensheid? Want zij moet voort, het licht tegemoet.

'Het is interessant dat de versieringen voor het bloemenfeest Pinksteren, behalve enkele echte bloemen zoals Pinkster- en boterbloemen, altijd gemaakt worden van 'mooimakersgoed', gekleurd papier. Echte bloemen horen bij het Sint Jansfeest. Het Pinksterfeest is voor ons niet zozeer het feest van de scheppende aardekrach­ten dan wel van de scheppende menselijke geest die op aarde op weg is naar de Godsgeest. Daarom maakten allen tezamen zelf de zelfbedachte versieringen voor het Pinksterfeest: slingers van papier of stof, allerlei fantastische papieren figuren en fictieve exotische bloemen.'

Uit: "Jaarfeesten" door Henk Sweers en anderen.

Vroeger hingen pinksterkronen over de weg: met bloemen, bont papier en uitgebla­zen eieren versierde kransen, waar de Pinksterbruid onder zat in een nis van sparrentakken, met een bloemkorf op haar schoot. De kinderen dansten zingend om de bruid en telkens als iemand onder de kroon doorging betaalde hij tolgeld.

De pinksterkroon in Deventer is een hoge paal, opgericht in de volksbuurt van de oude stad. Slingers van bont papier en lampions worden over zeven horizontale versierde hoepels gehangen. Hier zit geen Pinksterbruid bij, maar een harmonicaspeler en weer wordt enthousiast om de boom gedanst.

Op Pinkstermaandag wordt de boom in de IJssel verdronken, of ter plaatse verbrand, zoals men ook deed met de meiboom, omdat hierdoor regen zou komen, of warmte aan de zon toegevoegd zou worden.

De pinkstermeiboom op Schiermonnikoog heet Kallemooi: bovenaan een paal komt een groene tak, de Nederlandse vlag met het woord Kallemooi en een korf, waarin een in de pinksternacht gestolen haan die voer meekrijgt voor drie dagen en wat jenever om vooral veel te kraaien, Wanneer op zaterdagavond voor Pinksteren de Kallemooivlag omhoog gehesen wordt, mogen alleen de jonge­mannen aanwezig zijn, geen enkel meisje. Daarna is er Pinksterkermis en -bal: de Kallemooistep, waar de heren kraaien en de meisjes tokken. De pinksterkronen, -kran­sen en -bomen zijn versierd met altijd groene takken, bloemen en eieren, symbolen van groei en vruchtbaarheid.

De symbolische betekenis van de Boom is die van middelpunt van de wereld, een levende as die tot in de hemel reikt. De wortels groeien in de onderwereld en de kroon verheft zich in ontoegankelijke hemelhoogten. Ook voor de mens is de boom een verbinding met de hemel: veel inwijdingsverhalen spreken daarvan. Om­dat hij elk jaar weer groen wordt en zaden voor de toekomst voortbrengt is hij ook een van de symbolen voor het leven, van lang leven en vruchtbaarheid, was­dom en rijpheid. In zomerweelde en winterse kaalheid doet hij denken aan leven en dood, en verandering in het algemeen. Het boomsymbool is ook verbonden met de menselijke geest, heeft dan te maken met ontplooiing van de persoonlijkheid en individu vorming.

In het Paradijsverhaal zijn twee bomen: die van kennis van goed en kwaad en de Levensboom, (vele volken kennen een Levensboom)

De Yggdrasil verbindt hemel en aarde en bergt in de stam de kiemen voor een nieuw mensenpaar.

Als een klein kind een boom tekent, tekent hij eigenlijk zijn eigen ruggenmerg met zenuwuitlopers en zintuigknopjes: rechtop, open voor zijn omgeving.

Wij gebruiken de boom als symbool bij jaarfeesten: de kerstboom, de meiboom, de paasstaak en de pinksterboom.

In het verleden werden met Pinksteren ommegangen en reidansen gehouden, soms in een spiraal om de meiboom, linten vlechtend, of door de kronkelingen van een Troja-burcht of labyrint. Middenin was een steen of een boom, de verbinding met hemel en onderwereld. Het gaan in een labyrinth is het beeld van een inwijdingsweg.

Een rest hiervan zijn de hinkelbanen met hel en hemel, waar het kind hinkelend doorheen moet, zijn steen telkens een hok (een incarnatie?) verder brengend, Hinkelbanen kunnen rechthoekig of spiraalvormig zijn.

Ook het ganzenbord vertoont de spiraal: de gang door een mensenleven, ontwikkelingsweg met hindernissen en de witte vogel (gans) die de weg wijst.

Op Walcheren vierde men Pinkster drie, onder andere met ringrijden, op paarden versierd met bonte papieren rozen; en met het gaaischieten door de schutters­gilden: de 'papagaai', een houten vogel met veelkleurige pluimen, bevestigd op een hoge paal, moet afgeschoten worden. Wie de vogel afschiet is koning voor één jaar en wordt bekleed met het zilver.

Brabantse en Gelderse schutters gingen op pinkstermaandag vendelzwaaien. Zowel bij het ringrijden als bij het boogschieten en het vendelzwaaien moet heel beheerst en bewust gehandeld worden. Bij de eerste twee moet goed gemikt worden, een ik-activiteit bij uitstek!

© Het Zonnejaar 1980 - 2024